F-Serie sensors (BVS 03 ATEX E 176 X)
3.1.10) Indeling in temperatuurklassen
De indeling in een temperatuurklasse hangt af van de temperatuur van het medium waarbij rekening wordt
gehouden met de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor. Zie de onderstaande grafiek:
Voor F025 en F050 sensors met constructie-identificatiecode (CIC) A2 met aansluitdoos aangesloten op
MVD transmitters (i.e. 1700/2700)
Opmerking 1. Hanteer de bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven
vloeistof- en omgevingstemperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt:
T6:T 80 °C, T5:T 95 °C, T4:T 130 °C, T3:T 195 °C, T2 tot T1:T 207 °C.
De voor stof toegestane minimale omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is –40 °C.
Voor F100 sensor met constructie-identificatiecode (CIC) A2 met aansluitdoos aangesloten op MVD
transmitters (i.e. 1700/2700)
Opmerking 1. Hanteer de bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven
vloeistof- en omgevingstemperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt:
T6:T 80 °C, T5:T 95 °C, T4:T 130 °C, T3:T 195 °C, T2 tot T1:T 240 °C.
De voor stof toegestane minimale omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is –40 °C.
10
TEMP. SENSORMEDIUM (°C)
TEMP. SENSORMEDIUM (°C)
ATEX installatie-instructies