Installatie
5.11 Antihevelklep
Tab. 5: Noodzakelijke instelling van de regelaar
Functie
Configuratie
Relaisuitgang QX 1
5.12 Controleren van het max.
vacuüm
Afb. 10: Olievoorziening (schematisch)
1
Stookoliefilter
2
Vacuümmeter
30
Opgelet! De olietoevoerleidingen moeten knikvrij gelegd worden!
Bij systemen waar de maximale tankvulstand boven het diepste punt van de zuig-
leiding ligt, bestaat het gevaar dat bij een lekkage van de zuigleiding de tankin-
houd door dit lek weg kan lopen (overhevelen).
Door de montage van een antihevelklep in de zuigleiding kan in de systeemdelen
die na de klep komen, het onopzettelijk weglopen van stookolie voorkomen wor-
den. De klep wordt boven het maximum vloeistofpeil ingebouwd conform de op-
gaven van de fabrikant. Antihevelkleppen mogen bij 1- en 2-leidingsystemen al-
leen in de zuigleiding gemonteerd worden. Een evt. benodigde antihevelklep
wordt op de programmeerbare uitgang QX1 aangesloten.
Prog.-nr.
5890
De montagehandleiding van de gebruikte antihevelklep moet geobserveerd wor-
den!
1
3
boosterpomp
4
Doseerpomp
Het max. vacuüm wordt als volgt gecontroleerd:
- Knop voor de boosterpomp (3) zolang gedrukt houden tot op de vacuümmeter
(2) een constante waarde aangegeven wordt
Opmerking: Het maximale vacuüm mag een waarde van 0,3 bar niet overschrij-
den.
Condenserende oliewandketel NovoCondens WOB 15-25 B
Instelniveau
Vereiste instelling
Ib
Melduitgang K35
4
2
3
7307035-01 08.12