5
Afdrukken
Enveloppen vanuit een programma afdrukken
1
Plaats de enveloppen in lade 1.
2
In het softwareprogramma of in het stuurprogramma geeft u lade 1 op of kiest u Automatisch. Of selecteer een
papierinvoerlade.
3
Selecteer het juiste type en formaat envelop. Zie voor meer informatie over enveloppen de introductiegids op de
product-cd of ga naar www.hp.com/support/lj9000.
4
Wanneer uw programma niet automatisch enveloppen opmaakt, geeft u 'Staand' op als afdrukstand.
VOORZICHTIG
Verwijder of plaats geen enveloppen tijdens het afdrukken om een papierstoring te voorkomen.
5
Stel de marges in op ten minste 15 mm van de rand van de envelop. Voor de beste afdrukkwaliteit stelt u de marges in
voor een retour- en verzendadres (er zijn standaardadresmarges beschikbaar voor Commercial #10- of DL-enveloppen).
Voorkom het afdrukken op het gebied aan de achterzijde van de envelop waar de drie achterflappen samenkomen.
6
Zie de introductiegids op de product-cd of ga naar
verschillende papiersoorten en -formaten.
7
Selecteer bak 1 als uitvoerlocatie als u enveloppen afdrukt naar de nietmachine/stapelaar. Selecteer de stapelbak als
uitvoerlocatie als u enveloppen afdrukt naar het multifunctionele afwerkingsapparaat.
8
Wanneer u klaar bent met afdrukken, plaatst u de fuserhendels terug naar beneden.
VOORZICHTIG
Wanneer u de fuserhendels niet terugplaatst naar de lage stand voor standaard papiersoorten kan dit leiden tot een
slechte afdrukkwaliteit.
Enveloppen afdrukken
www.hp.com/support/lj9000
voor informatie over afdrukken op
59