Nederlands
LD-G-1 / LD-W-1
Optrek- en remsnelheid
De optrek- en remsnelheid zijn gescheiden van elkaar via de centrale te
programmeren. Wanneer functie F4 wordt ingeschakeld, wordt de
optrek- remvertraging gedeactiveerd (en gelijktijdig omgeschakeld naar
de tweede snelheidskromme). Daarnaast kan bij een actieve optrek-
remsnelheid vanuit de centrale door het omschakelen van de rijrichting
een noodstop worden veroorzaakt.
Pendelautomaat
Bij een geactiveerde pendelautomaat stopt de loc met de ingestelde
remsnelheid zodra de decoder een negatieve railspanning op het spoor
herkent (Märklin*-remweg) Intern verwisselt de decoder dan de rijrichting
„vooruit"en „achteruit". Na het wegvallen van de negatieve railspanning op
de rails rijdt de loc met de vooringestelde optreksnelheid in de
tegengestelde richting weg. Binnen blokbedrijf kan de decoder ook bij een
geactiveerde pendelautomaat normaal worden aangestuurd. Bij het
onderbreken van het rijbedrijf wordt de actuele rijrichting behouden.
Functie-uitgangen
De decoder heeft zeven schakelbare functie-uitgangen, waarop
verschillende
verbruikers
(b.v.
verlichting,
rookgenerator,
geluidsmodule, elektrische koppeling) kunnen worden aangesloten. De
functie-uitgangen worden via de functietoetsen „function" en/of door de
speciale functies F1 t/m F4 geschakeld.
De ingestelde toestand van de functie-uitgangen wordt opgeslagen.
Ook als de decoder langere tijd geen stroom kreeg, worden deze bij het
opnieuw inschakelen weer ingesteld.
Toewijzing: De uitgangen X7 t/m X10 zijn aan de functie-uitgangen
F1 t/m F4 toegewezen. De toewijzing van de functietoetsen aan de
functie-uitgangen X4 t/m X6 van de decoder is vrij naar keuze. Het is
mogelijk deze functie-uitgangen aan meerdere functietoetsen toe te
wijzen. Functie-uitgangen die aan de functie „function" zijn toegewezen
kunnen rijrichtingafhankelijk worden geschakeld.
Pagina 90