Nederlands
LD-G-1 / LD-W-1
en uit. De locdecoder bevestigt de overname van de vertreksnelheid door
het eenmaal knipperen van de lampen. Zet de rijregelaar op "0".
Instellen van de maximumsnelheid: Draai de rijregelaar. Zodra de
loc de gewenste maximumsnelheid heeft schakelt u de "function"-toets
aan
en
uit.
De
locdecoder
bevestigt
de
overname
van
de
maximumsnelheid door het tweemaal knipperen van de lampen.
Het programma springt hierna automatisch weer terug naar het begin van
deze programmastap. U kunt de instellingen nogmaals veranderen of de
instellingen voor de tweede kromme invoeren. Om naar de volgende
programmastap te komen drukt u op de rijrichtingomkeerschakelaar.
2. Rijeigenschappen instellen – stap 2
Tijdens deze programmeerstap remt de loc tijdens het rijden regelmatig
af.
Instellen van de pendelautomaat (voor beide krommes): Bepaal
eerst of bij het latere gebruik de pendelautomaat actief moet zijn of
niet.
Pendelautomaat bij later gebruik actief: functie F3 aan.
Pendelautomaat bij later gebruik uit: functie F3 uit.
Zodra de pendelautomaat is geactiveerd wisselt de loc na de
eerstvolgende afremming van rijrichting. Het pendelbedrijf blijft
gedurende de gehele programmeerstap actief.
Instellen van de remsnelheid (voor kromme 1): Schakel de speciale
functie F1 uit. De loc rijdt met de ingestelde optreksnelheid (fabrieks- of
in een voorgaande programmering) weg en remt dan met de op de
rijregelaar ingestelde remsnelheid af. Door het draaien van de
rijregelaar wordt de remsnelheid gewijzigd. Rijstap 0 betekent geen
remsnelheid, rijstap 14 (250 bij Märklin Control Unit 6021) maximale
remsnelheid. Zodra de remsnelheid naar wens is ingesteld, bevestigt u
de instelling door het eenmalig aan- en uitschakelen van de „function"-
toets.
Instellen optreksnelheid (voor kromme 1): Schakel de speciale
functie F1 nu in. De loc rijdt nu met de op de rijregelaar ingestelde
Pagina 102