5.2
Isolatieweerstand
De meting van de isolatieweerstand wordt uitgevoerd om de normale toestand van de isolatie
aan te tonen en gevaar door elektriciteit uit te sluiten.
Typische toepassingssituaties zijn:
Isolatieweerstand tussen de actieve geleiders (L/N) van de installatie en de
aardleiding/aarde (PE) => bescherming tegen elektrische schok,
Isolatieweerstand tussen de actieve geleiders (L/N) van de installatie => bescherming
tegen kortsluiting (overstroom) en verzekeren van de goede werking,
Isolatieweerstand van niet-geleidende ruimtes (wanden en vloeren),
Isolatieweerstand van de aardingskabels en
Weerstand van halfgeleidende (antistatische) vloeren.
Toetsfunctie volgens hoofdstuk
4.2 Functiekeuzeschakelaar
Testparameters
Uiso
Limiting value
(Limietwaarde)
Aansluitplan
Afbeelding 5.6: Aansluiting van 3-geleider testdraad en Commander-testpen (044115)
BENNING IT 115 / IT 130
Nominale waarde testspanning [50 V, 100 V, 250 V, 500 V, 1000 V]
Minimale waarde voor de isolatieweerstand [zonder (---), 0,01 MΩ ÷
200 MΩ]
- Afbeelding met IT 130 als voorbeeld
38
Afbeelding 5.5:
Isolatieweerstand
5260 / 01/2023 nl