De externe componenten worden direct op de stekkers van de controller
aangesloten. Voor de motoren moet een afzonderlijke motorkabel worden
gebruikt. Op voor de koppeling met een Spartherm S-USI II-verschildrukre-
geling moet een afzonderlijke kabel worden gebruikt.
Let bij de volgende stekkers op de poolaansluitingen:
LED, K-Typ (rookgassensor), 'Servomotor' en 'Spring Return'. Deze zijn in de
afbeeldingen gemarkeerd met kruisjes. Deze klemmen hebben ook een extra
markering. Bij de rookgassensor bijvoorbeeld zijn de aderkleuren (groen en
wit) ook op de klemaanduidingen afgedrukt.
Bij alle andere componenten speelt de poolaansluiting geen rol, met andere
woorden, de aders kunnen willekeurig worden aangesloten. Verwisseling
van de aders heeft daar geen gevolgen. Voor de aansluiting en installatie
van PT 1000-sensoren bij toepassingen met water raden wij aan, de vol-
gende toewijzing in acht te nemen:
PT1 = ketelsensor, in de warmtewisselaar van de stookplaats
PT2 = buffervat boven
PT3 = buffervat onder
De toewijzing van de sensoren kan echter ook (achteraf) bij de controller
worden gewijzigd.
3.3 STEKKERCODERING
3
3
1
2
1
Netsnoer
2
Pompkabel
3
Gecodeerde pennen
Wanneer de controller in een elektrisch geleidende behuizing
zoals een houtkachel wordt ingebouwd, moet het corpus van het
apparaat worden verbonden met de aardaansluiting (PE). Bij hout-
kachels wordt een bijbehorende aardingskabel geleverd, die al is
aangesloten.
De netaansluitingskabel is voorzien van een kabelbehuizing voor stookplaat-
sen. Bij houtkachels vervalt de behuizing, omdat die een stalen afdekplaat
voor de kabel en stekker hebben.
Deze 4 steekverbindingen (netkabel, pomp, relais 2 en relais 3) zijn groter
dan alle andere steekverbindingen, om verwisseling te voorkomen. Verder
zijn ze voorzien van rode jumpers; iedere stekker past alleen op de
bijbehorende bus. Probeer nooit een van deze 4 stekkers in een bus
te steken waarvoor deze stekker niet is bedoeld. De controller kan
dan onherstelbaar worden beschadigd.
NL 10