VI
118
Montage
1. Plaats het wiel op de naaf.
2. Draai de bouten aan, maar zet ze nog niet definitief vast.
3. Draai de krik in en verwijder deze.
4. Draai de wielbouten met de wielsleutel goed vast.
5. Plaats de wieldop terug en let erop dat de uitsparing bij het ventiel komt te zitten. Plaats
bij een auto met lichtmetalen velgen de sierdoppen op de wielbouten.
6. Laat een lekke band zo snel mogelijk repararen.
7. Breng de band op de juiste spanning (zie "Identificatie" en "Gebruiksvoorzorgen") en laat
de wielbalans controleren.
Maat van het reservewiel
Indien de afmetingen van het reservewiel afwijken van die van de onder uw auto gemonteerde
wielen (zie sticker) mag u dat wiel alleen tijdelijk gebruiken; rijd voorzichtig en niet harder dan
80 km/uur. Vervang het zo snel mogelijk en rijd nooit met meer dan twee qua afmetingen afwij-
kende wielen onder uw auto.
Noodreservewiel
Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen velgen en een reservewiel van plaatstaal, dan is het
niet abnormaal wanneer u bij de montage van het reservewiel constateert dat de ringen van de
wielbouten niet tegen de velg aankomen.
Het reservewiel wordt vastgehouden door het conische gedeelte van de bout (zie de afbeelding).
Let er bij de montage van de lichtmetalen velg op dat de ringen van de wielbouten schoon zijn.
Ga nooit onder de auto liggen als deze alleen op de krik staat.
Zorg ervoor dat tijdens het verwisselen van een wiel de auto op een vlakke en harde ondergrond staat.
C3P-2006-01-CRO_indexe.indd Sec1:118
BAT2_C3_P_NEL_indexe.indd Sec1:118
BAT2_C3_P_NEL_indexe.indd Sec1:118
C3P-2006-01-CRO_indexe.indd Sec1:118
WIEL VERWISSELEN
26/04/2006 14:21:58
25/04/2006 09:44:10
26/04/2006 14:21:58
25/04/2006 09:44:10