9.2.1 BlueBUS
BlueBUS is een techniek waarbij het mogelijk is alle compatibe-
le inrichtingen met slechts twee draden aan te sluiten, waarover
zowel de elektrische stroom als de communicatiesignalen lopen.
Alle inrichtingen worden parallel aangesloten op dezelfde 2 Blue-
BUS-draden en zonder dat daarbij de polariteit in acht genomen
moet worden; elke inrichting wordt afzonderlijk herkend omdat er
tijdens de installatie een eenduidig adres aan wordt toegekend.
Op BlueBUS kunnen bijvoorbeeld fotocellen, veiligheidsinrichtin-
gen, bedieningsknoppen, signaleringslampjes enz. worden aan-
gesloten. De besturingseenheid herkent alle aangesloten inrich-
tingen één na één via een herkenningsprocedure en is in staat
om met de grootst mogelijke zekerheid alle eventuele storingen
te detecteren.
Steeds wanneer een op BlueBUS aangesloten inrichting wordt
toegevoegd of verwijderd, dient er een herkenningsfase in de be-
sturingseenheid uitgevoerd te worden zoals beschreven in para-
graaf "Herkenning van andere inrichtingen".
9.2.2 Ingang STOP
STOP is de ingang die de onmiddellijke onderbreking van de ma-
noeuvre veroorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze
ingang kunnen inrichtingen worden aangesloten met een uitgang
met normaal open contact ("NO"), maar ook inrichtingen met een
normaal gesloten contact ("NC") of inrichtingen met een uitgang
met constante weerstand (8,2 kΩ), zoals bijvoorbeeld contact-
lijsten.
Net als bij BlueBUS herkent de besturingseenheid het soort in-
richting dat tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is
aangesloten (zie paragraaf "Herkenning van andere inrichtin-
gen"); daarna wordt een STOP veroorzaakt indien er zich een
wijziging ten opzichte van de herkende staat voordoet.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de
STOP-ingang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die
niet van hetzelfde type:
– Er kunnen meerdere NO-inrichtingen parallel aan elkaar aan-
gesloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
– Er kunnen meerdere NC-inrichtingen onderling in serie aange-
sloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
– Twee inrichtingen met een uitgang met constante weerstand
van 8,2 kΩ kunnen parallel geschakeld worden; als er meer
dan 2 inrichtingen zijn, moeten alle inrichtingen via een "cas-
cadeschakeling" op één enkele afsluitweerstand van 8,2 kΩ
aangesloten worden.
– Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten
parallel te schakelen en met het NC-contact een weerstand van
8,2 kΩ in serie te verbinden (dit maakt dus ook de combinatie
van 3 inrichtingen mogelijk: NO, NC en 8,2 kΩ).
a
Als de STOP-ingang gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, zouden al-
leen de inrichtingen met een uitgang met constante
weerstand van 8,2 kΩ de veiligheidscategorie 3 kun-
nen garanderen tegen storingen conform de norm
EN 13849-1.
9.2.3 Fotocellen
Om de besturingseenheid in staat te stellen om de inrichtingen
die zijn aangesloten op het "BlueBus"-systeem te herkennen, is
adressering van deze inrichtingen nodig.
Deze operatie moet worden gedaan door de elektrische brug in
elke inrichting correct te positioneren (zie ook de gebruiksaanwij-
zing van elke inrichting afzonderlijk). Hieronder vindt u een adres-
seringsschema van de fotocellen, naar type.
l
Het is mogelijk om aan de "BlueBus"-ingang twee
fotocellen aan te sluiten met de commandofunctie
'open FA1' en 'open FA2' (de draadbrug A aan de
achterkant van de TX- en RX-printplaten moet wor-
den doorgesneden). Wanneer deze fotocellen ingrij-
pen, geeft de besturingseenheid opdracht tot een
openingsmanoeuvre. Raadpleeg voor meer informa-
tie de instructiehandleiding van de fotocellen.
34 – NEDERLANDS
46
1
F O T O
F A 2
F A 1
ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel
FOTO
Fotocel h = 50 die bij het sluiten in werking
treedt (stopt en keert de beweging om)
FOTO II
Fotocel h = 100 die bij het sluiten in
werking treedt (stopt en keert de beweging
om)
FOTO 1
Fotocel buitenzijde h = 50 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO 1 II
Fotocel buitenzijde h = 100 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FA1
Fotocel voor openingscommando
(de draadbrug A aan de achterkant van de
TX- en RX-platen doorsnijden)
FA2
Fotocel voor openingscommando
(de draadbrug A aan de achterkant van de
TX- en RX-platen doorsnijden)
m
Aan het einde van de installatieprocedure, of nadat
er fotocellen of andere inrichtingen zijn verwijderd,
moet de herkenningsprocedure worden uitgevoerd
(zie de paragraaf "Herkenning van inrichtingen").
9.2.4 Digitale EDSP-schakelaar en proximitylezer voor
ETPB-transponderkaarten
Dankzij het "Bluebus"-systeem kunnen maximaal 4 digitale
EDSP-schakelaars of 4 ETPB-transponderkaartlezers aangeslo-
ten worden.
Met EDSP kan de automatisering bestuurd worden door een van
de opgeslagen cijfercombinaties op het toetsenbord in te toet-
sen.
Met ETPB kan de automatisering bestuurd worden door eenvou-
digweg de opgeslagen transponderkaart bij de sensor te houden.
Deze inrichtingen zijn voorzien van een eenduidige code, die
wordt herkend en opgeslagen door de besturingseenheid, tij-
dens het aanleren van alle aangesloten inrichtingen (zie para-
graaf "Herkenning van inrichtingen").
Op deze wijze kunnen frauduleuze pogingen tot vervanging van
een inrichting worden voorkomen en kunnen onbevoegden de
automatisering niet bedienen. Raadpleeg voor meer informatie
de instructiehandleiding van de EDSP en de ETPB.
1 I I
F O T O
F A 2
F A 1
Tabel 15
Positie van bruggen