8.4 SIGNALERINGEN MET HET KNIPPERLICHT
Als er aan de uitgang FLASH op de besturingseenheid een knipperlicht wordt aangesloten (of men gebruikt het led knipperlicht,
optioneel accessoire), knippert dit elke seconde tijdens de uitvoering van een manoeuvre. Als er zich afwijkingen voordoen, geeft
het knipperlicht kortere knippersignalen weer. Deze worden twee keer herhaald met een pauze van 1 seconde ertussen. Dezelfde
signalen worden ook door het ledknipperlicht (optioneel accessoire) uitgezonden.
SIGNALERINGEN OP HET KNIPPERLICHT FLASH
Snelle knippersignalen
1 knippersignaal
pauze van 1 seconde
1 knippersignaal
2 knippersignalen
pauze van 1 seconde
2 knippersignalen
3 knippersignalen
pauze van 1 seconde
3 knippersignalen
4 knippersignalen
pauze van 1 seconde
4 knippersignalen
5 knippersignalen
pauze van 1 seconde
5 knippersignalen
6 knippersignalen
pauze van 1 seconde
6 knippersignalen
7 knippersignalen
pauze van 1 seconde
7 knippersignalen
8 knippersignalen
pauze van 1 seconde
8 knippersignalen
9 knippersignalen
pauze van 1 seconde
9 knippersignalen
8
VERDERE INFORMATIE
(Accessoires)
9
VERDERE INFORMATIE (Accessoires)
9.1 VOLLEDIG WISSEN VAN HET GEHEUGEN VAN
DE BESTURINGSEENHEID
Het is mogelijk alle opgeslagen gegevens te wissen in de bestu-
ringseenheid en hem terug te brengen naar de fabriekswaarden.
Om dit te doen moet u naar de programmeringsparameter "ER5"
gaan (zie hoofdstuk "PROGRAMMERING").
l
Met deze procedure is het mogelijk eventuele fouten
te wissen die in het geheugen zijn gebleven.
m
Deze procedures wist het aantal manoeuvres die zijn
uitgevoerd niet.
Oorzaak
Fout op BlueBUS-systeem
Activering van een fotocel
Inwerkingtreding van de begrenzer van de
"Motorkracht"
Activering van de ingang STOP
Fout in de interne parameters van de
besturingseenheid
Niet gebruikt
Fout in de interne elektrische circuits
Niet gebruikt
De automatisering is geblokkeerd door de
instructie "Automatisering vergrendelen"
HANDELING
Bij het begin van de manoeuvre komen de op BlueBUS
aangesloten inrichtingen niet overeen met degene die tijdens
de herkenningsfase in het geheugen zijn opgeslagen. Het
is mogelijk dat er defecte inrichtingen zijn: controleren en
vervangen; als er wijzigingen zijn doorgevoerd, dient u de
herkenningsprocedure te herhalen.
Bij het begin van het manoeuvre geven één of meer fotocellen
geen toestemming voor de manoeuvre; controleer of er
obstakels zijn. Dit is normaal tijdens de beweging als er
inderdaad een obstakel aanwezig is.
Gedurende de beweging heeft de poort meer wrijving
ondervonden: controleer de oorzaak en verhoog eventueel het
krachtniveau van de motoren.
Bij het begin van of tijdens de manoeuvre is de STOP-ingang in
werking getreden; controleer de oorzaak.
Schakel de voeding uit en weer aan. Als de fout aanhoudt moet
het "Volledig wissen van het geheugen" worden uitgevoerd
(zie paragraaf "Volledig wissen van het geheugen van de
besturingseenheid") en moet u de installatie opnieuw uitvoeren.
Als de status aanhoudt, kan er sprake zijn van een ernstig defect
en moet de elektronische printplaat worden vervangen.
Koppel alle voedingscircuits enkele seconden van de
stroomtoevoer af en probeer daarna opnieuw een instructie
te verzenden; als er geen verandering optreedt in de status,
kan er sprake zijn van een ernstig defect op de kaart of op de
aansluitingen op de motor. Controleer de circuits en vervang ze
indien nodig.
Deblokkeer de automatisering door de instructie "Ontgrendel
automatisering" te versturen of bestuur de manoeuvre met "Stap-
voor-stap Hoge prioriteit".
9.2 TOEVOEGEN OF VERWIJDEREN VAN
INRICHTINGEN
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een geïnstal-
leerde automatisering toevoegen of er een uit verwijderen. Met
name op "BlueBUS" en de ingang "STOP" kunnen verschillende
soorten inrichtingen worden aangesloten zoals in de volgende
paragrafen aangegeven is.
m
Nadat er inrichtingen zijn toegevoegd of verwijderd,
is het noodzakelijk een herkenningsprocedure voor
inrichtingen uit te voeren zoals beschreven in de pa-
ragraaf "Herkenning van andere inrichtingen".
Tabel 14
NEDERLANDS – 33