ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Klemmen
Beschrijving
Ingang voor inrichtingen die alleen de opening aansturen; het is mogelijk contacten van het type "Normaal open"
OPEN
aan te sluiten.
Ingang voor inrichtingen die alleen de sluiting aansturen; het is mogelijk contacten van het type "Normaal open" aan
CLOSE
te sluiten.
ingang voor inrichtingen die de beweging besturen in Stap-voor-stap modus hoge prioriteit en die de automatisering
ook bewegen als die zich in een blokkeringsstatus bevindt; het is mogelijk contacten aan te sluiten van het type
HP Sbs
"Normaal Open".
Ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvanger; de antenne is ingebouwd op de knipperlichten
ANTENNA
Nice LUCY B, MLB, MLBT.
Uitgang die wordt gebruikt om de kaart van het ledknipperlicht aan te sluiten (XBA7) of de kaart voor het
ledverkeerslicht (XBA8). Bovendien worden de diagnostiekknipperingen uitgevoerd.
INTERNAL LIGHT
Kan worden geprogrammeerd, zie hoofdstuk "PROGRAMMERING".
Ingang van het type "Normaal Open" om een detector voor metaalmassa's aan te sluiten.
De werkwijzen die op de ingang gekoppeld worden, kunnen worden gewijzigd m.b.v. de programmeereenheid van
LOOP1
de centrale (zie paragraaf "Loop detector").
Ingang van het type "Normaal Open" om een detector voor metaalmassa's aan te sluiten.
De werkwijzen die op de ingang gekoppeld worden, kunnen worden gewijzigd m.b.v. de programmeereenheid van
LOOP2
de centrale (zie paragraaf "Loop detector").
Ingang voor de aansluiting van twee barrières in modus Master-Slave (zie paragraaf "Reductiemotor in SLAVE-
MASTER-SLAVE
modus").
Ingang van het type "Normaal Gesloten" voor de aansluiting van het contact "Draaislagboom" (optioneel accessoire).
SAFETY
a
Als de programmering van de uitgangen wordt gewijzigd, dient u te controleren of de aangesloten inrichting over-
eenkomt met het gekozen type spanning.
5
EINDCONTROLES EN START
5
EINDCONTROLES EN START
5.1 KEUZE VAN DE RICHTING
Afhankelijk van de positie waarin de reductiemotor is gemonteerd
dient u de richting voor de openingsmanoeuvre te kiezen.
Stel de omschakelknop als volgt in:
– zet hem op rechts als de veer is vastgehaakt aan de rechter-
kant van de balanceerhefboom (fabrieksinstellingen)
– zet hem op links als de veer is vastgehaakt aan de linkerkant
van de balanceerhefboom
35
5.2 AANSLUITING OP DE VOEDING
a
De voedingsaansluiting moet worden gemaakt door
ervaren, deskundig personeel dat in het bezit is van
de vereiste kenmerken, met volledige inachtneming
van wetten, voorschriften en reglementen.
Sluit de besturingseenheid aan op een leiding van de elektrische
stroomvoorziening die correct geaard is. Voorziet een inrichting
om zich van het net los te koppelen, met een afstand tussen de
contacten die een complete loskoppeling garandeert in de om-
standigheden van overspanning categorie III, ofwel een systeem
van stekker en stopcontact.
Zodra er spanning op het product komt te staan, is het raadzaam
enkele eenvoudige controles uit te voeren:
controleer of het display aangaat.
1.
2.
controleer of ook de leds op de fotocellen (zowel op TX als
op RX) knipperen; het is niet van belang hoe ze knipperen,
dat hangt van andere factoren af.
controleer of het apparaat dat is aangesloten op de FLASH
3.
uitgang of het led-knipperlicht XBA7, uit zijn (fabrieksinstel-
lingen).
Als dit alles niet gebeurt, dient u onmiddellijk de voeding naar de
besturingseenheid af te sluiten en de elektrische aansluitingen
nauwkeuriger te controleren.
Meer nuttige informatie over het opsporen en analyseren van sto-
ringen vindt u in paragraaf "Problemen oplossen".
5.3 HERKENNING VAN INRICHTINGEN
Nadat de installatie van stroom is voorzien dient de besturing-
seenheid de op de ingangen "BlueBUS" en "STOP" aangesloten
inrichtingen te herkennen.
m
De herkenningsfase moet ook worden uitgevoerd als
er geen enkele inrichting verbonden is met de bestu-
ringseenheid.
NEDERLANDS – 17