7
Installatie
7.1
Opstellen van het systeem
Stel het systeem
met tenminste de volgende eigenschappen:
Item
Eisen
•
Ruimte
•
•
•
•
Fundering
•
•
14
De opstellingsruimte moet voldoen aan het
waterwerkbladen WB 4.3 - hoofdstuk "installatie
ruimten".
2.
Uitvoering van de installatie kan afwijken van de afge-
beelde installatie
2
bij voorkeur los op in een omgeving
Schoon, droog, stofvrij, vorstvrij en goed
verlicht.
Oppervlakte moet voldoende ruim beme-
ten zijn, zodat de installatie gemakkelijk
bereikbaar is.
De hoogte van de opstellingsruimte moet
aan de minimale eisen voldoen.
De inrichting moet zodanig zijn
(>2200mm) dat eventueel vrijkomend
water, zonder overlast te veroorzaken,
kan worden afgevoerd.
Het systeem moet vrij staan van de wan-
den.
De ondergrond moet vlak afgestreken
zijn.
De fundering moet groot genoeg zijn om
alles te dragen.
•
Sluit de toevoerleiding aan op de vulinrichting
van de installatie (magneetklep)
OPMERKING
De laatste meter mag geen grotere
diameter hebben dan de
aansluitdiameter van de toevoer van de
installatie.
•
Sluit de persleiding aan op de persleiding van
het gebouw (aangeven met sticker).
Om het geluidsniveau tot een minimum te beperken,
handel als volgt:
•
Plaats de installatie op een vlakke ondergrond.
•
'Beugel' de aanvoer- en persleiding op correcte
wijze.
•
Monteer een leidingcompensator in de aanvoer-
en persleiding (optie).
•
Plaats een filter in de aanvoerleiding in geval
van verontreinigingen.
•
Verzamelleidingen moeten spanningsvrij worden
aangesloten.
•
Diameter van de aanvoerleidingen groot
genoeg.
OPMERKING
De installatie wordt aangeleverd op een
pallet. Op de plaats van bestemming
schuif de installatie voorzichtig van de
pallet.
OPMERKING
Monteer in de persleiding een afsluiter.
Dit voorkomt dat bij een eventuele
reparatie de hele leiding moet worden
afgetapt.
Overstort aansluiting:
De overstort moet worden aangesloten volgens de
waterwerkbladen 3.8 "Er dient een zichtbare vrije
uitloop te zijn aangebracht volgens tekening.