2. Koppelingsmoer (6.1) verdraaien, tot
deze de membraanstang aanraakt.
3. Stand met contramoer borgen en kop-
peling monteren zoals in par. 2.1 be-
schreven.
4. De voor het gemonteerde regelventiel
geldende signaalbereik 1,6...2,4 bar
moet op de typeplaat van de aandrij-
ving worden aangegeven.
Aandrijving "membraanstang ingaand"
Voorspannen van de aandrijfveren is bij
"membraanstang ingaand" niet mogelijk.
Wanneer een ventiel met een te grote aan-
drijving wordt gecombineerd (nom. slag
aandrijving groter dan de nom. slag van
het ventiel) kan altijd slechts de eerste helft
van het nom. slagbereik van de aandrijving
worden gebruikt.
Voorbeeld:
Ventiel DN 100 met nom. slag 30 mm en
aandrijving 1400 cm
mm, nom. signaalbereik 0,2 ... 1 bar.
Bij een halve ventielslag resulteert een bruik-
baar signaalbereik van 0,2...0,6 bar.
2
met nom. slag 60
Samenbouw ventiel en aandrijving
Opgelet!
Aandrijvingen, die zonder ventiel al
door de leverancier zijn voorgespan-
nen, zijn herkenbaar aan een bijbe-
horende sticker.
Bovendien herkent men deze door
de drie verlengde schroeven met
moeren op de onderste membraan-
schaal.
7
EB 8051