Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voorspanmogelijkheden Bij "Membraanstang Uitgaand; Ventiel En Aandrijving Met Verschillende Nom. Slagen - Samson 251-1 Inbouw- En Bedieningsvoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

Samenbouw ventiel en aandrijving
de bovenste (1 bar) met de in te stellen eind-
waarde.
Het werkingstype (veiligheidspositie) "mem-
braanstang uitgaand" of "membraanstang
ingaand" is bij de aandrijving type 3271
d.m.v. FA of FE gemarkeerd en bij de aan-
drijving type 3277 door een overeenkom-
stig symbool op de typeplaat.
5. Bij een aandrijving met membraan-
stang uitgaand onderste membraanka-
meraansluiting met de steldruk belas-
ten, die overeenkomt met de signaalbe-
reik-aanvangswaarde (bijv. 0,2 bar).
Bij een aandrijving met membraan-
stang ingaand bovenste membraanka-
meraansluiting met de steldruk belas-
ten, die overeenkomt met de signaalbe-
reik-eindwaarde (bijv. 1 bar).
6. Koppelingsmoer (6.1) met de hand ver-
draaien, tot deze de membraanstang
(8.1) aanraakt; dan ca. 1/4 slag ver-
der draaien en deze stand met de con-
tramoer (6.2) borgen.
7. Koppelingshelften (7) plaatsen en vast-
schroeven.
Indicatieplaat (5.5) op de koppeling uit-
richten.
Instructies demontage van een aandrijving
Bij de demontage van een aandrijving van
een ventiel, vooral bij de uitvoering met
voorgespannen veren, moet de steldrukaan-
sluiting vooraf met een druk worden belast,
die iets boven de onderste waarde van het
nom. signaalbereik ligt (zie typeplaat aan-
drijving), om de ringmoer (8.2) los te kun-
nen maken.
6
EB 8051 NL
2.2 Voorspanmogelijkheid van de
veren bij "membraanstang uit-
gaand"
Om een grotere stelkracht te realiseren be-
staat bij deze aandrijvingen de mogelijk-
heid bij de ventielinstelling de veren tot
max. 25% van de slag resp. het nom. sig-
naalbereik voor te spannen.
Wanneer bij eensignaalbereik van 0,2...1
bar een voorspanning van bijv. 0,1 bar is
gewenst dan verschuift het signaalbereik
met 0,1 bar naar 0,3 bar (0-,1 bar komt
overeen met een voorspanning van 12,5
%). Bij de instelling van het ventiel moet nu
als aanvangswaarde voor het signaalbereik
een steldruk van 0,3 bar worden ingesteld.
Het nieuwe signaalbereik van 0,3...1,1 bar
moet absoluut als signaalbereik met voorge-
spannen veren op het typeplaatje worden
vermeld.
2.3 Ventiel en aandrijving met ver-
schillende nom. slagen
Aandrijving "membraanstang uitgaand"
Belangrijk! Bij ventielen, waarvan de slag
kleiner is dan de nom. slag van de aandrij-
ving, moeten altijd voorgespannen veren
worden toegepast.
Voorbeeld:
Ventiel DN 100 met nom. slag 30 mm en
aandrijving 1400 cm
mm, nom. signaalbereik 0,4 ... 2 bar.
1. De voor de voorspanning benodigde
steldruk moet boven de met een halve
aandrijfslag (30 mm) overeenkomende
steldruk van 1,2 bar (bereik 1,2 ... 2
bar) op 1,6 bar worden ingesteld.
2
met nom. slag 60

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

251-7

Inhoudsopgave