Inhoudsopgave
Advertenties
6. Contramoer (6.2) en koppelingsmoer
(6.1) los op de klepstang schroeven.
7. Aandrijving monteren zoals in par. 2.1
beschreven en aanvangs- resp. eind-
waarde signaalbereik conform par. 2.1
instellen.
5.1.2 Zitting en/of klep
Het verdient aanbeveling, bij het vervangen
van zitting of klep ook de stopbuspakkingen
(4.2 resp. 4.5 en 4.6) te vervangen.
Zitting:
1. Moeren (5.1) losmaken en bovendeel
ventiel (5) met klepstang en klep van
ventielhuis afnemen.
2. Zitting (2) met de passende zittingsleu-
tel (zie blad WA 029) uitschroeven.
3. Nieuwe zitting (of eventueel weer de
oude zitting na een nabewerking of
grondige reiniging) op schroefdraad en
afdichtconus met smeermiddel (bestelnr.
8150-0119) bestrijken en inschroeven.
De aandraaimomenten voor de zitting
zijn tevens opgenomen in blad
WA 029.
Klep:
1. Moeren (5.1) losmaken en bovendeel
ventiel (5) met klepstang (6) en klep van
ventielhuis (1) afnemen.
2. Moeren (6.1, 6.2) en draadbus (5.2) af-
schroeven.
3. Klepstang uit bovendeel ventiel trekken
4. In plaats van de oude klep een nieuwe
klep (3) met klepstang (6) plaatsen.
Eventueel kan ook de oude klep weer
Onderhoud – vervangen van onderdelen
worden gebruikt, nadat deze is nabe-
werkt.
Klepstang (6) voor het plaatsen met
smeermiddel (bestelnr. 8150-0119) in-
smeren.
Nabewerken van de klep
Lichte beschadigingen op de afdichtranden
van de klep kunnen worden verwijderd via
nadraaien. Bij zachtafdichtende kleppen is
nabewerken tot de maat x mogelijk (figuur
4).
x
Zittingdiam. Ø x (mm)
31 ... 50
63 ... 150
Fig. 4 ⋅ Nabewerken van een zachtafdichtende klep
Afdicht-
oppervlak
1
2
11
EB 8051
Advertenties
Inhoudsopgave
