5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Gaslekkage
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de gasaansluitingen
zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis
moet zodanig uitgevoerd worden dat de
lengte van de buis niet langer is dan 2
meter bij maximale uitschuiving voor
flexibele stalen buizen en 1,5 meter voor
rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele
stalen buis op een rechte wand, en
volgens de voorschriften die aangeduid
worden door de van kracht zijnde norm.
Het apparaat werd gekeurd voor
methaan G20 (2H) met een druk van 20
mbar. Raadpleeg voor de voeding met
andere gastypes het hoofdstuk "5.2
Aanpassing aan de verschillende
gastypes". De gasaansluiting heeft een
extern schroefdraad ½" (ISO 228-1).
258
Installatie
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden
gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is
met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in
aanraking komt met hete wanden
(max. 50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen
aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen
heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met
snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en
er dus gas kan ontsnappen, mag de buis
niet hersteld worden; vervang met een
nieuwe buis;
• controleer of de vervaldatum van de
leiding, die wordt aangeduid op de
leiding zelf, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberslang conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de slang wordt aangegeven).