Toegang tot de printerdrivers
Gebruik een van de volgende methoden voor toegang tot de printerdrivers vanaf uw computer:
Besturings-
systeem
Windows 9X,
Windows NT en
Windows Me
Windows 2000 en
Windows XP
Macintosh OS 9.1
Macintosh OS X
10.1
NLWW
Tijdelijk wijzigen van
instellingen (in een
softwareprogramma)
Klik op Afdrukken in het
menu Bestand. Selecteer
de MFP en klik vervolgens
op Eigenschappen. (De
daadwerkelijke stappen
kunnen variëren; dit is
echter de meest gebruikte
methode.)
Klik op Afdrukken in het
menu Bestand. Selecteer
de MFP en klik vervolgens
op Eigenschappen of
Voorkeuren. (De
daadwerkelijke stappen
kunnen variëren; dit is
echter de meest gebruikte
methode.)
Klik op Print in het menu
Archief. Wijzig de
gewenste instellingen in de
diverse pop-upmenu's.
Klik op Druk af in het menu
Archief. Wijzig de
gewenste instellingen in de
diverse pop-upmenu's.
Standaardinstellingen
van afdruktaken
wijzigen (in alle
softwareprogramma's)
Klik op de knop Start, ga
naar Instellingen en klik
dan op Printers. Klik met
de rechtermuisknop op het
betreffende MFP-pictogram
en selecteer vervolgens
Eigenschappen (Windows
98 en Windows Me) of
Documentstandaardinste
llingen (Windows NT 4.0).
Klik op de knop Start, wijs
Instellingen aan en klik
vervolgens op Printers of
Printers en faxapparaten.
Klik met de
rechtermuisknop op het
MFP-pictogram en
selecteer vervolgens
Afdrukvoorkeuren.
Klik op Print in het menu
Archief. Klik op Bewaar
instellingen als u
instellingen wilt wijzigen in
het pop-upmenu.
Klik op Druk af in het menu
Archief. Klik op Bewaar
aangepaste instelling als
u instellingen in de
verschillende pop-
upmenu's wilt opslaan.
Deze instellingen worden
opgeslagen onder de optie
Aangepast. Als u de
nieuwe instellingen wilt
gebruiken, moet u telkens
de optie Aangepast
gebruiken als u een
programma opent en
afdrukt.
Handige software voor meer flexibiliteit 19
Configuratie-
instellingen wijzigen
(bijvoorbeeld een
nieuwe invoerlade
toevoegen)
Klik op de knop Start, ga
naar Instellingen en klik
dan op Printers. Klik met
de rechtermuisknop op het
betreffende MFP-pictogram
en selecteer vervolgens
Eigenschappen. Klik op
het tabblad Configureren.
Klik op de knop Start, ga
naar Instellingen en klik
dan op Printers. Klik met
de rechtermuisknop op het
betreffende MFP-pictogram
en selecteer vervolgens
Eigenschappen. Klik op
de tab Apparaatinstellin-
gen.
Klik op het printerpictogram
op het bureaublad. Klik in
het afdrukmenu op Wijzig
setup.
Verwijder de MFP en
installeer deze opnieuw. De
driver wordt automatisch
geconfigureerd met de
nieuwe opties wanneer de
driver opnieuw wordt
geïnstalleerd (alleen
AppleTalk-verbindingen).
Configuratie-instellingen
zijn mogelijk niet
beschikbaar in de modus
Classic.