3
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
4
Druk de papierbreedtegeleider samen en pas deze aan de breedte
van het papier aan.
5
Druk de papierlengtegeleider samen en pas deze aan de lengte van
het papier aan.
Opmerkingen
• Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo strak tegen
het afdrukmateriaal aan zit dat het bol gaat staan.
• Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier
vastlopen.
6
Stel na het plaatsen van het papier de papiersoort en het formaat
voor de lade in. Zie pagina 5.7 voor kopiëren en faxen of raadpleeg
de sectie Software voor afdrukken via de pc.
Opmerkingen
• Als het papier regelmatig vastloopt, voert u het vel per vel in via
de handmatige invoer.
• U kunt ook papier laden waarop al is afgedrukt. Plaats het papier
met de bedrukte zijde naar beneden. De kant die naar de printer
gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait
u het papier 180 graden. Er zijn in dit geval geen garanties ten
aanzien van afdrukkwaliteit.
In de lade voor handmatige invoer
In de lade voor handmatige invoer kunt u speciale formaten en typen
afdrukmateriaal plaatsen, zoals transparanten, briefkaarten, begeleidende
kaarten en enveloppen. In de lade voor handmatige invoer past 1 vel papier.
Papier laden in de handmatige invoer:
1
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Opmerkingen
Houd bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in acht
afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
• Enveloppen: Met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel
linksboven.
• Transparanten: Afdrukken met de afdrukzijde naar boven waarbij
de bovenkant met de kleefstrip het eerst het apparaat ingaat.
• Etiketten: Afdrukken met de afdrukzijde naar boven waarbij
de bovenste korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
• Voorbedrukt papier: Afdrukken met de bedrukte zijde naar boven
en de bovenkant in de richting van het apparaat.
• Kaartkarton: Afdrukken met de afdrukzijde naar boven waarbij
de korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
• Eerder afgedrukt papier: Eerder afgedrukte zijde naar beneden
met de ongekrulde rand in de richting van het apparaat.
2
Pas de handmatige invoer met de papiergeleider aan de breedte van het
papier aan. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan dan gaan buigen
waardoor een papierstoring kan ontstaan of het papier scheeftrekt.
5.6
<Originelen en afdrukmedia plaatsen>