■ Geavanceerde functie
In de geavanceerde functie van de RPN/NRPN kunt u, behalve de diverse instellingen die u
in de Basisfunctie tot uw beschikking heeft, bij het verzenden van het RPN/NRP bericht tevens
de onder en bovengrens van de gegevensinvoer MSB (CC#6) waarde aangeven.
1. Druk op de [EDIT] knop.
2. Beweeg de regelaar waaraan u een RPN of NRPN bericht wilt toewijzen iets. Druk op de
betreffende knop, als het om een knop gaat.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer wat er wordt weergegeven, en druk op de [ENTER] knop.
4. Druk op de [RPN] knop en druk vervolgens op de [1] knop.
* Druk, als u een NRPN bericht wilt toewijzen, op de [NRPN] knop. De verdere procedure is hetzelfde
als voor RPN.
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Voer het kanaal in. Gebruik de [DEC] [INC] knoppen of de [0]-[F] knoppen om het kanaal
in te voeren.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Gebruik de [DEC] [INC] knoppen of de [0]-[F] knoppen om de RPN MSB (CC#101) of
NRPN MSB (CC#99) in te voeren.
9. Druk op de [ENTER] knop.
10. Gebruik de [DEC] [INC] knoppen of de [0]-[F] knoppen om RPN LSB (CC#100) of NRPN
LSB (CC#98) in te voeren.
11. Druk op de [ENTER] knop.
fig.p
12. Voer de ondergrens van de gegevensinvoer MSB (CC#06 waarde) in.
(➔ 'Het bereik van de waarden (onder en bovengrens) aangeven'
(p. 62)).
Het beeldvenster geeft 'P-' weer.
13. Voer de uitgaande poort in (➔ 'De poort specificeren' (p. 59)).
14. Voer, als u een toewijzing aan een knop doet, de knopfunctie in (➔ 'De knopfunctie
specificeren' (p. 59)).
*1 Het -- gedeelte geeft aan welke waarde op dit moment is ingesteld. Als deze niet is ingesteld, wordt de standaardinstelling weergegeven.
De standaardinstelling wordt weergegeven, zelfs als u het type of de functie van het MIDI bericht dat is toegewezen wijzigt. Deze blijft
verlicht zolang de waarde hetzelfde is als de huidig ingestelde waarde, of gaat knipperen als de waarde anders is.
Gebruik MIDI functionaliteit
*1 Verwijzing
71