■ Geavanceerde functie 2
De geavanceerde functie 2 simuleert een conventionele roterende encoder. Als deze aan een
regelaar is toegewezen, heeft het van het midden naar rechts (boven) bewegen van die regelaar
hetzelfde effect als het met de klok meedraaien van de encoder, en heeft het van het midden
naar links (onder) bewegen van de regelaar hetzelfde effect als het tegen de klok in draaien van
de encoder. Naar gelang de regelaar verder van het midden wordt af bewogen, is het resultaat
net als wanneer de roterende encoder sneller wordt bewogen.
U kunt de geavanceerde functie 2 aan een knop toewijzen, maar dan functioneert het niet.
1. Druk op de [EDIT] knop.
2. Beweeg de regelaar waaraan u een controlewijziging bericht wilt toewijzen iets.
Het beeldvenster geeft het nummer van de geselecteerde regelaar weer.
3. Controleer wat er wordt weergegeven, en druk op de [ENTER] knop.
4. Druk op de [CONTROLE CHANGE] knop en druk vervolgens op de [2] knop.
Het beeldvenster geeft 'CC2' weer.
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Voer het kanaal in.
7. Druk op de [ENTER] knop.
8. Voer het nummer van de controlewijziging in. Gebruik de [DEC] [INC] knoppen of de [0]-
[F] knoppen om het nummer van de controlewijziging in te voeren.
fig.p
9. Druk op de [ENTER] knop.
Het beeldvenster geeft 'P-' weer.
10. Voer de uitgaande poort in (➔ 'De poort specificeren' (p. 59)).
*1 Het -- gedeelte geeft aan welke waarde op dit moment is ingesteld. Als deze niet is ingesteld, wordt de standaardinstelling weergegeven.
De standaardinstelling wordt weergegeven, zelfs als u het type of de functie van het MIDI bericht dat is toegewezen wijzigt. Deze blijft
verlicht zolang de waarde hetzelfde is als de huidig ingestelde waarde, of gaat knipperen als de waarde anders is.
Gebruik MIDI functionaliteit
*1 Verwijzing
65