Inhoudsopgave
Advertenties
Gebruik MIDI functionaliteit
Het bereik van de waarden (onder en bovengrens) aangeven
Als u in de Bewerkfunctie een toewijzingstype (p. 56) heeft geselecteerd waarmee u het bereik
van waarden kunt instellen, dient u de onder en bovengrens van de waarde aan te geven.
Als u de Decimale invoerfunctie gebruikt, verschijnt normaalgesproken de waarde die u
invoert als driecijferig getal in het beeldvenster. Dit betekent dat er geen indicatie is van welke
parameter u op dit moment aan het invoeren bent, waardoor het mogelijk is dat u het overzicht
van wat u aan het doen bent kwijt raakt. Als dit het geval is, kunt u tijdelijk naar de Hex
invoerfunctie overschakelen om te controleren welke parameter u nu aan het invoeren bent.
Schakel vervolgens terug naar de Decimale invoerfunctie en ga verder (➔ ' De invoerfunctie
instellen' (p. 49)).
fig.max
1. In het beeldvenster verschijnt het volgende.
2. Gebruik de [DEC] [INC] knoppen of de [0]-[F] knoppen om de
bovengrens in te voeren.
fig.min
3. Druk op de [ENTER] knop.
In het beeldvenster verschijnt het volgende.
4. Gebruik de [DEC] [INC] knoppen of de [0]-[F] knoppen om de ondergrens in te voeren.
5. Druk op de [ENTER] knop.
*1 Het -- gedeelte geeft aan welke waarde op dit moment is ingesteld. Als deze niet is ingesteld, wordt de standaardinstelling weergegeven.
62
De standaardinstelling wordt weergegeven, zelfs als u het type of de functie van het MIDI bericht dat is toegewezen wijzigt. Deze blijft
verlicht zolang de waarde hetzelfde is als de huidig ingestelde waarde, of gaat knipperen als de waarde anders is.
*1 Reference
*1 Reference
Advertenties
Inhoudsopgave
