ABB i-bus® KNX FUNCTIE
De ventilatoraansturing volgt de onderstaande principeschakeling:
Afb. 28: Ventilatoraansturing
In de automodus (→
In het directe bedrijf (→
jecten aangestuurd:
Ventilatorsnelheid schakelen
•
•
Ventilatorsnelheid verhogen/verlagen
De ventilator kan in het directe bedrijf ook met de volgende, van elkaar onafhankelijke 1-bits communica-
tieobjecten via de uitgangen van het apparaat worden aangestuurd.
•
Ventilatorsnelheid 1 schakelen
Ventilatorsnelheid 2 schakelen
•
Ventilatorsnelheid 3 schakelen
•
In de regelaarmodus kan de ventilatorsnelheid in het kader van de master-slavecommunicatie via de vol-
gende communicatieobjecten worden aangestuurd:
Ventilator handmatig aanvragen (master)
•
Ventilatorsnelheid aanvragen (master)
•
•
Ventilatorsnelheid aanvragen (master)
Bij enkele ventilatorvarianten is bovendien een centrale hoofdschakelaar nodig. De aansturing van de
hoofdschakelaar kan met de relaisuitgang van het apparaat of via een extern apparaat (bijv. schakelactu-
ator) worden gerealiseerd. De relaisuitgang of de uitgang van het externe apparaat moet met het com-
municatieobject
hoofdschakelaar ingeschakeld.
4.2.3.1
Functieschema ventilatoraansturing
In het volgende schema ziet u in welke volgorde de functies bij de ventilatorbediening worden verwerkt.
Communicatieobjecten die naar hetzelfde kastje leiden hebben dezelfde rang en worden verwerkt in de
volgorde waarop hun telegramingang wordt ontvangen.
Opmerking bij de navigatie in de PDF: Toetscombinatie 'Alt + pijl links'
springt naar de vorige weergave/pagina
A utomodus, Pagina 8
D irect bedrijf, Pagina 8
(DPT 5.001)
(DPT 5.010)
Status Ventilator aan/uit
5) volgt de ventilatorsnelheid de klepregelvariabele.
6) wordt de ventilator via de volgende communicatieob-
verbonden zijn. Als de ventilatorsnelheid > 0 is, wordt de
Producthandboek | NL | FCC/S 1.x.x.1 | 9AKK108464A0272 Rev. A 81