3 Houd schakelaar 2 gedurende 5 seconden ingedrukt.
De schakelaar stopt met knipperen en een bericht
bevestigt de nu geselecteerde bedradingsoptie.
4 Herhaal de vorige twee stappen totdat het toestel
is geconfigureerd voor de bedradingsoptie die van
toepassing is op uw installatietype.
OPMERKING: Na selectie van optie C deactiveert
de volgende configuratieoptie in de cyclus de
koppelingen, zodat kanalen 1, 2 en 3 onafhankelijk van
elkaar werken als normale vergrendelingsschakelaars.
Gebruik van de ruimpompschakelaars
U kunt aangesloten ruimpompen handmatig bedienen met
de schakelaars 12 en 13 op de Garmin kaartplotter.
1 Selecteer Schip > Overschakelen op een Garmin
kaartplotter die is verbonden met hetzelfde NMEA
2000 netwerk als het Garmin Boat Switch toestel.
2 Selecteer een optie:
• Houd de schakelaar van de ruimpomp één seconde
ingedrukt om de ruimpomp gedurende 2 minuten te
laten draaien.
• Houd de schakelaar van de ruimpomp drie
seconden ingedrukt om de ruimpomp continu te
laten draaien.
OPMERKING: Uw Garmin kaartplotter geeft u elke
5 minuten een melding wanneer de continue modus
actief is.
Dimbare verlichting gebruiken
U kunt aangesloten dimbare lichten bedienen met de
schakelaars 17 t/m 21 op de Garmin kaartplotter.
1 Selecteer Schip > Overschakelen op een Garmin
kaartplotter die is verbonden met hetzelfde NMEA
2000 netwerk als het Garmin Boat Switch toestel.
2 Selecteer een optie:
• Druk op een schakelaar voor een dimbaar licht om
een licht in of uit te schakelen.
OPMERKING: Het licht gaat branden op het
dimniveau dat is ingesteld toen het licht voor het
laatst werd uitgeschakeld.
• Houd een schakelaar voor een dimbaar licht
ingedrukt terwijl het licht brandt en om het licht te
dimmen. Laat de schakelaar los om het dimmen te
stoppen.
• Houd een schakelaar voor een dimbaar licht
ingedrukt terwijl het licht uit is om het licht in te
schakelen met een helderheid van 100%.
Apparatuur van derden besturen die
op uw boot is geïnstalleerd
Dometic
Optimus
®
®
Wanneer de kaartplotter is aangesloten op een
compatibel Optimus systeem, kunt u het systeem openen
en bedienen. U kunt de Optimus overlay inschakelen
om het Optimus systeem te bedienen
overlaybalk activeren, pagina
Apparatuur van derden besturen die op uw boot is geïnstalleerd
functies
(De Optimus
77).
Indien nodig geeft het Optimus systeem berichten met
informatie, instructies en waarschuwingen over storingen
en gevaren.
Een niet-zwemmen pictogram
mag zwemmen wanneer bepaalde Optimus modi actief
zijn. In deze modi is de schroefbediening automatisch en
kan iemand in het water gewond raken.
De Optimus overlaybalk activeren
1 Selecteer vanuit een kaart Opties > Wijzig overlays.
2 Selecteer Bovenstang of Onderste balk.
3 Selecteer Optimus balk.
Overzicht van de Optimus overlaybalk
Als u de overlaybalk wilt gebruiken, moet u uw Optimus
systeem aansluiten op uw kaartplotter en de overlaybalk
toevoegen aan de benodigde schermen
overlaybalk activeren, pagina
Bedieningsmodus
Optimus bedieningsknoppen
Roer
Stand-byknop
U moet op een modusknop op de overlaybalk drukken om
de modus in of uit te schakelen. Wanneer de modus is
ingeschakeld, is de knop verlicht.
De configuratie en knoppen van de overlaybalk variëren
afhankelijk van systemen, modi en apparatuur. Raadpleeg
uw Optimus documentatie voor meer informatie.
Optimus overlaysymbolen
Vaste voorliggende koers stuurautomaat
Spoormodus stuurautomaat
Routemodus stuurautomaat
SeaStation
®
positie vasthouden
SeaStation vaste voorliggende koers
Optimus Noodloop modus
WAARSCHUWING
In geval van een storing in de stuurinrichting is de
Optimus Noodloop modus beschikbaar. De Noodloop
geeft aan dat u niet
(De Optimus
77).
77