Tabel 2: Lijst van testtype opties
Referentie Nr Naam testtype
0
Geen test
1
Test tijdens
UIT test
2
Test bij IN test
& uitgeschakeld
3
Test tijdens
IN test
4
Actievlag 13
bij UIT test
5
Vooralarm
actievlag bij
UIT test
6
Regelmatige
gebruikte
detector
1.1.15.
Actievlag voor ingang
U kunt actievlaggen programmeren welke door een ingang geactiveerd worden.
Er kunnen maximaal 15 actievlaggen toegewezen worden aan één ingang.
Een actievlag wordt geactiveerd wanneer de ingang in alarmtoestand is (uitgezonderd
de ingangsactievlag). De omstandigheden waaronder een ingang een alarm genereert
hangen af van het type ingang. Welke actievlaggen geactiveerd worden door een alarm
hangt af van:
•
•
34
Programmeer een ingang met testtype NUL om deze uit te sluiten van
zowel de inschakel- als de uitschakeltest. Zo'n ingang verschijnt dan ook
niet in een testrapport. De ingang wordt niet uitgeschakeld tijdens de
uitschakeltest.
Voorbeeld: Een dwangknop welke ingedrukt is tijdens een testmodus,
een sirene-alarm en een paneelsabotage.
Programmeer een ingang met testtype 1 om deze bij de uitschakeltest te
betrekken. De ingang wordt uitgeschakeld tijdens een uitschakeltest op
bijbehorende gebieden.
Voorbeeld: Overvalknop
Programmeer een ingang met testtype 2 om deze bij de inschakeltest
te betrekken. Als de ingang in uitschakelde toestand wordt verstoord,
wordt deze beschouwd als getest en wordt tijdens de inschakeltest niet
opnieuw getest.
Voorbeeld: PIR's, deuren.
Programmeer een ingang met testtype 3 om deze bij de inschakeltest te
betrekken.
Voorbeeld: Een apparaat dat automatisch getest moet worden.
Programmeer een ingang met testtype 4 voor actievlag 13 tijdens de
uitschakeltest.
Dit type test wordt uitgevoerd voor apparaten welke geactiveerd worden
door uitgeschakelde alarmingangstypes, (bijv.: Overvalknoppen). Het
apparaat dient geprogrammeerd te zijn voor activering door actievlag 13
voor uitgeschakelde alarmingangen.
Programmeer een ingang met testtype 5 om de actievlag Vooralarm te
activeren tijdens de uitschakeltest in de gebieden welke aan de
ingang(en) zijn toegewezen.
Dit testtype wordt uitgevoerd voor apparaten welke geactiveerd worden
tijdens overvaltijdvertraging (bijv.: een verborgen geplaatste LED welke
de gebruiker informeert dat de overvalknop ingedrukt is).
Het nummer van actievlag Vooralarm wordt geprogrammeerd in de
Gebieden database op pagina 40.
Programmeer een ingang met testtype 6 tijdens diagnose op afstand om
vast te stellen welke ingang geen alarm heeft gegenereerd gedurende de
laatse zes uur na de laatste inschakeling.
welke actievlaggen er aan de ingang zijn toegewezen.
of de actieve periode van de actievlaggen overeenkomt met het tijdstip van het
alarm. Actievlaggen kunnen actief zijn:
Omschrijving
Geen ingang actievlag
Actievlag:
ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding