1.1.2. Ingangstype
Het ingangstype bepaalt excact hoe de ingang zal functioneren. Elke ingangstype zal
verschillend werken. De meeste ingangstypes vereisen een gebied, maar ingangstypes
welke de gebiedstatus beïnvloeden (ingangstypes 6, 31, 34,35) hebben alarmgroepen
nodig.(bijvoorbeeld een "sleutelschakelaar).
Het ingangstype is zeer belangrijk. Het is bepalend voor veel van de overige programmering
!
en voor het functioneren van het systeem. U dient dus zorgvuldig te werk te gaan bij het
programmeren van ingangstypes.
Ingeschakeld en uitgeschakeld
In- of uitgeschakeld heeft betrekking op de status van een gebied. Indien een gebied is
ingeschakeld, zullen bepaalde ingangstypes een alarm genereren wanneer het gebied
verstoord wordt. Andere ingangstypes geven alleen een alarm af wanneer het gebied is
uitgeschakeld.
Sabotage-alarmen
Wanneer een dubbellus-optie (zie 7. Systeemopties, pagina 73) op JA staat, zal een
kortgesloten of een verbroken circuit bij de meeste ingangstypes een sabotage-alarm
genereren. Als deze op NEE staat, is een open of kortgesloten circuit gelijkwaardig met
een verstoorde ingang.
Ingangstypes welke niet gebruikt worden voor het genereren van alarmen, bijv.
technische of camera-ingangstypes, genereren geen sabotage-alarmen.
In-/uitlooptijden
Wanneer er wordt verwezen naar in- en uitlooptijden, wordt de langste van deze tijden
gebruikt voor gebieden welke aan de ingang zijn toegewezen.
Ingangen van een type telling met camera's (types 23-26 en 36-39) dienen altijd direct
!
aangesloten te zijn op de Advisor Master controlepaneelingangen, niet op DI-ingangen.
ATS 2000/3000/4000/4500 Programming manual
[ENTER]
Druk weer op ENTER om de getoonde gegevens op te slaan en naar
het display van de volgende menu-optie te gaan.
Gebruik van uw eigen bibliotheekteksten
Indien de woordenlijst niet de juiste bibliotheekteksten bevat, kunnen die
geprogrammeerd worden in het menu Programmeer tekst.
1: Type 13; In/Uitloop geen IN controle
Type:
19