Dit hoofdstuk gaat over het programmeren van gebeurtenissen die aan uitgangen
gekoppeld dienen te worden. Uitgangen zijn beschikbaar in de vorm van relaiskaarten
(ATS1810, ATS1811) of als open collector uitgangen (ATS1812).
Voordat een actievlag een uitgang daadwerkelijk activeert, dient aan een aantal
voorwaarden zijn voldaan:
Alleen bij een juiste combinatie van voorwaarden zal de uitgang actief worden.
Zie figuur 2 voor een overzicht.
Figuur 2: Basisfunctionaliteit voor uitgangen
Actievlag
16.1. Uitgangnummer
Dit is het fysieke uitgangnummer. Elke uitgang heeft een specifiek nummer dat de uitgang
op het controlepaneel identificeert. Het uitgangnummer wordt bepaald door het adres van
het apparaat waaraan de relaiskaart is gekoppeld.
Zie tabellen 1-4 in de ATS2000/3000/4000/4500 installatie-handleiding voor meer informatie over
uitgangnummers op apparaten.
16.1.1.
Actievlagnummer
Een actievlag of een tijdzone activeert een uitgang. Voer hier het actievlagnummer in.
De uitgang volgt de actievlaggen binnen een geldige tijdzone. Indien actievlag 0 is
geprogrammeerd, volgt de uitgang geen enkele actievlag.
Standaardinstellingen:
De enige gebeurtenissen die standaard een uitgang activeren zijn:
ATS 2000/3000/4000/4500 Programming manual
16. A
CTIE NAAR UITGANG
• De huidige tijd moet buiten de tijdzone (indien geprogrammeerd) vallen.
• De uitganglogica definieert hoe die uitgang zich gedraagt binnen de tijdzone.
• Het uitganggedrag kan ingesteld worden op normaal of op geïnverteerd.
Ongeldig
Geldig
Tijdzone
Uitgang 2 (flitslicht O/P) is gekoppeld aan Actievlag 2.
Uitgang 16 (Paneelsirene O/P) is gekoppeld aan Actievlag 1.
Uitgang
normaal/
logica
geïnverteerd
Actie naar uitgang
Uitgang:
Uitgang 3 werkt met actievlag 123
Actievlag:
Uitgang
Fysieke
uitgang
111