Download Print deze pagina
GE Interlogix Advisor MASTER ATS2000 Programmeerhandleiding
Verberg thumbnails Zie ook voor Interlogix Advisor MASTER ATS2000:

Advertenties

®
Advisor MASTER
ATS2000/3000/4000/4500
Programmeerhandleiding
Versie 2.01 (SR_F)
september 2004

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor GE Interlogix Advisor MASTER ATS2000

  • Pagina 1 ® Advisor MASTER ATS2000/3000/4000/4500 Programmeerhandleiding Versie 2.01 (SR_F) september 2004...
  • Pagina 2 Aritech is een onderdeel van GE Interlogix Copyright © 2002 GE Interlogix B.V.. Alle rechten voorbehouden. GE Interlogix B.V. verleent alleen voor intern gebruikt het recht dit document opnieuw af te drukken. GE Interlogix B.V. behoudt zich het recht voor informatie zonder voorafgaande...
  • Pagina 3 NHOUD Basisinstellingen............................ 13 Geavanceerde instellingen........................14 Oproepen van het installateursmenu ....................16 Programmering van de menu-opties..................... 17 Ingangen database..........................18 1.1. Ingangsnummer .......................... 18 1.1.1. Ingangsnaam ......................... 18 1.1.2. Ingangstype ........................19 1.1.3. Doormelden van ingang....................29 1.1.4. Doormelden alarm naar particuliere alarmcentrale 1 ............ 30 1.1.5.
  • Pagina 4 2.1.6. Actievlag uitgeschakeld gebied ..................41 2.1.7. Actievlag verstoord gebied .................... 42 2.1.8. Actievlag voor overbrugging ..................42 2.1.9. Actievlag voor alarm in ingeschakeld gebied ..............42 2.1.10. Actievlag voor alarm in uitgeschakeld gebied ............. 42 2.1.11. Actievlag voor lokaal alarm..................42 2.1.12.
  • Pagina 5 3.2.21. GI Sabotage (ACPO) gebied ..................53 DI Database ............................54 4.1. DI’s welke gepold dienen te worden ................... 54 4.1.1. DI-type ........................... 54 4.1.2. DI sabotage (ACPO) gebied ..................55 Alarmgroepen ............................56 5.1. Alarmgroepnummer ........................57 5.1.1. Alarmgroepnaam ......................58 5.1.2.
  • Pagina 6 6.14. Beschikbare tijd voor onderhoud ....................69 6.15. Lokale alarmherinneringstijd ....................... 70 6.16. Tijd voor individuele ingangtest....................70 6.17. Ontgrendeltijd van deur....................... 70 6.18. Triggertijdstip van actievlag voor testen..................70 6.19. Externe sirene tijd ........................70 6.20. Interne sirene tijd......................... 70 6.21.
  • Pagina 7 7.35. Herstellen door installateur ......................83 7.36. Toegangsbeveiliging tegen installateur................... 83 7.37. Doormelding inschakelen na uitloop ..................83 7.38. Eerste gebruikersnummer......................83 7.39. Eindelijnsweerstandstype......................84 7.40. Dwangcode ..........................84 7.41. Type Sirene..........................84 7.42. Overbrugging alarmdoormelding bij uitloopfout ................85 7.43.
  • Pagina 8 9.17.14. Verbindingstype ......................94 9.17.15. Onderdruk FTC voor spraakdoormelding ..............95 9.17.16. Herhaal pogingen ......................95 9.18. SIA-area modifier ........................95 9.19. X25 D-Bit ............................. 95 Programmeer tekst..........................96 10.1. Programmeren van bibliotheekteksten..................96 Versie..............................101 11.1. Selecteren van het apparaat waarover informatie verkregen dient te worden ......101 LED test ..............................
  • Pagina 9 20.4. Eerste kaartnummer 2....................... 119 Ingangen shunt..........................120 21.1. Shunttijdnummer ........................120 21.1.1. Nummer van de te shunten ingang ................120 21.1.2. Uitgangnummer van de te starten shunt ..............120 21.1.3. Shunttijd ........................120 21.1.4. Shuntwaarschuwingstijd .................... 121 21.1.5. Actievlag voor shunt ....................121 21.1.6.
  • Pagina 10 29.16. Antwoordapparaat omzeilen ..................... 133 29.17. Gereserveerd ..........................133 29.18. Bell 103-protocol gebruiken ...................... 133 29.19. Verbindingstype ........................133 Printer ..............................134 30.1. Mogelijk maken van real time afdrukken................... 134 30.2. Afdrukken alarmgebeurtenissen ....................134 30.3. Afdrukken toegangscontrolegebeurtenissen................134 30.4. Afdrukken van data buiten de tijdzone..................134 30.5.
  • Pagina 11 34.26. Systeem B actievlag........................142 Programmeer macro logica......................143 35.1. Programmanummer ........................143 35.1.1. Macro output-functie ....................143 35.1.2. Tijd ..........................144 35.1.3. Actievlag of ingang aansturen met macro output ............144 35.1.4. Macro inputs ......................144 35.1.5. Macro logica uitkomst (activeer)................145 Gereserveerd menu...........................
  • Pagina 12 Data-Interfaces – Modellen ATS1201, ATS1210, ATS 1211, ATS 1220..........177 Serieel printer interface – Model ATS1802 ..................178 Uitgangenuitbreidingen – Modellen (ATS1810, ATS 1811, ATS1820) ..........179 Woordenlijst ..............................180 Index ..............................184 Programmeeroverzicht ..........................190 ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding...
  • Pagina 13 ROGRAMMEERVOLGORDE De ATS2000/3000/4000/4500 is een flexibel controlepaneel met allerlei opties om het Advisor Master systeem van de benodigde functionaliteit te voorzien. Bij het programmeren kan men gemakkelijk de draad kwijtraken indien men geen goede methode gebruikt. Een methodische aanpak verhoogt ook de efficiency van de programmering.
  • Pagina 14 Geavanceerde instellingen Bovenvermelde stappen dienen altijd doorlopen te worden voor een basissysteem. Niet gewenste onderdelen kunnen overgeslagen worden. Bovendien kunnen de volgende onderdelen geprogrammeerd worden: In de meeste gevallen wordt meer dan één gebied toegewezen aan een ingang om gemeenschappelijke gebieden te programmeren. Voor speciale gemeenschappelijk gebiedfuncties, zoals de mogelijkheid het gemeenschappelijke gebied alléén te kunnen uitschakelen, is een koppelgebied nodig.
  • Pagina 15 Nadat het systeem geprogrammeerd is, dient het getest te worden. Menu’s voor testdoeleinden zijn: Gebruikermenu’s Paneelstatus Geeft informatie mbt het systeem (paneel). Verstoorde ingangen Toont ingangen welke niet veilig zijn (bijv. verstoord of sabotage). Ingangen in alarm Toont alle ingangen in alarm. Overbrugde ingangen Toont alle overbrugde ingangen.
  • Pagina 16 PTIES PROGRAMMEREN Voor informatie over de te gebruiken toetsen bij het programmeren, kan u zich tot deze pagina’s refereren: Oproepen van het installateursmenu Het ADVISOR MASTER systeem wordt geprogrammeerd via het Installateursmenu Alvorens het menu op te roepen, dient u het systeem eerst uit te schakelen. Het uitschakelen van het systeem 1.
  • Pagina 17 U kunt gemakkelijk navigeren tussen menu-opties door op de volgende toetsen te drukken: Met één menu-optie tegelijk voorwaarts [ENTER] of [#] of [↓] Met één menu-optie tegelijk terug [MENU*] of [x] of [↑] Menuoptienummer en Rechtstreeks naar een menu-optie springen. dan [ENTER] of [#] [0] en dan [ENTER] Het Programmeermenu verlaten;...
  • Pagina 18 De volledige naam heeft een lengte van maximaal 36 karakters. Ingangsnamen worden uit de woordenlijst gehaald. De woordenlijst bevat maximaal 900 woorden. Elk woord wordt met een nummer geïdentificeerd. Dit nummer moet worden ingevoerd bij de programmering van de ingangsnaam (Zie Tabel 7: Woordenlijst op pagina 97.) Als een woord nog onbekend is, kan het worden toegevoegd aan de...
  • Pagina 19 [ENTER] Druk weer op ENTER om de getoonde gegevens op te slaan en naar het display van de volgende menu-optie te gaan. Gebruik van uw eigen bibliotheekteksten Indien de woordenlijst niet de juiste bibliotheekteksten bevat, kunnen die geprogrammeerd worden in het menu Programmeer tekst. 1: Type 13;...
  • Pagina 20 Tabel 1. Ingangstypes Ingangstype Omschrijving • Geen ingangstype Zal nooit een alarm genereren. geprogrammeerd. • Uitgeschakeld Zal het een alarm genereren wanneer het gebied is uitgeschakeld en dit alarm melden aan een particuliere alarmcentrale. • Zal nooit een alarm genereren indien het gebied is ingeschakeld. Voorbeeld: Overvalknop •...
  • Pagina 21 Ingangstype Omschrijving • Camera Wanneer deze ingang is verstoord, worden camera’s in de gebieden startknop welke aan de ingang zijn toegewezen, geactiveerd. • Wanneer de ingang terugkeert naar de veilige status, draaien de camera’s door gedurende de Camera looptijd. Voorbeeld: Camera startknop. Opmerking: U dient de Camera looptijd te programmeren.
  • Pagina 22 Ingangstype Omschrijving • In/Uitlp geen IN Zal geen alarm genereren wanneer het gebied is uitgeschakeld. controle • Wanneer het gebied ingeschakeld wordt, start de uitlooptijd; het verstoren van de ingang zal geen alarm genereren. Wordt een ingang verstoord nadat de uitlooptijd is verstreken, dan start de inlooptijd. Wanneer de uitlooptijd is verstreken, zal een alarm gegenereerd worden.
  • Pagina 23 Ingangstype Omschrijving • Branddeur met Zal een lokaal alarm genereren wanneer het gebied is uitgeschakeld, gebr. code maar meldt dit niet door aan de particuliere alarmcentrale. Geen hoorbaar alarm op de gebruikersinterface. Dit alarm kan alleen hersteld worden door “GEBRUIKER CODE [OFF] GEBIED [ENTER]’...
  • Pagina 24 Ingangstype Omschrijving • Branddeur Zal een lokaal alarm genereren wanneer het gebied is uitgeschakeld, met herstel maar meldt dit niet door aan de particuliere alarmcentrale. Dit alarm kan alleen hersteld worden door “GEBRUIKER CODE [OFF] GEBIED [ENTER]’ op het gebruikersinterface in te voeren. Indien de ingang terugkeert naar de veilige status, wordt het alarm hersteld.
  • Pagina 25 Ingangstype Omschrijving Gebied Restr Een sleutelschakelaar met houdfunctie met een speciale functie: alleen IN • Bij het overschakelen van de veilige naar de verstoorde status gaat de waarschuwingstijd in voor de alarmgroeprestrictie welke aan de alarmgroep is toegewezen. Bij het verstrijken van de waarschuwingstijd wordt het gebied ingeschakeld.
  • Pagina 26 Ingangstype Omschrijving • in/Uitloop Zal een lokaal alarm genereren wanneer het gebied is uitgeschakeld. branddeur Zal een automatisch een hoorbaar alarmsignaal activeren bij gebruikers- interfaces welke aan dezelfde gebieden zijn toegewezen (ongeacht de actievlag-programmering). De enige geactiveerde actievlag is de actievlag van de ingang.
  • Pagina 27 Ingangstype Omschrijving • (Actievlag/IN alm) Zal de ingangsactie genereren wanneer het gebied is uitgeschakeld. Restr • Zal een alarm genereren wanneer het gebied is ingeschakeld, maar de ingang kan worden uitgeschakeld indien twee gebruikers met alarmgroep- restricties hun gebruikerscode hebben ingevoerd (niet noodzakelijker- wijze in hetzelfde gebied).
  • Pagina 28 Ingangstype Omschrijving 24uur alarm als Bij ongeldige tijdzone 41 heeft de ingang de volgende functies: NIET Tz 41 • Zal een alarm genereren, ongeacht de status van het gebied. Bij ongeldige tijdzone 41 is de ingang uitgeschakeld. Eind uitloop- Dit ingangstype wordt gebruikt voor het beëindigen van een uitlooptijd. Indien schakelaar de ingang overschakelt van verstoord naar veilig, wordt de uitlooptijd beëindigd en de gebieden worden alle ingeschakeld.
  • Pagina 29 4 seconden. (Indien ~ is vereist, stelt u de Uitlooptijd in op 0) Detector met Dit ingangtype heeft een 24-uur alarm dat kan worden geïsoleerd en houdfunctie toegekend aan een actievlagdetector met houdfunctie (zie pagina 43). Het wordt gewoonlijk gebruikt voor branddetectors met geheugen.
  • Pagina 30 1.1.4. Doormelden alarm naar particuliere JA – Meld naar PAC1 alarmcentrale 1 * – Wijzig 0 – Sprng Gebruik deze optie om aan te geven of een alarm doorgemeld dient te worden naar een particuliere alarmcentrale 1. 1.1.5. Doormelden alarm naar particuliere JA –...
  • Pagina 31 1.1.10. Mogelijk maken van herstel door NEE – Installateursreset bij sabotage * – Wijzig 0 – Sprng installateur van sabotage-alarmen Selecteer JA om de herstel door installateur voor alarmen voor deze ingang mogelijk te maken. De gebruiker kan het gebied dat bij deze ingang behoort niet inschakelen totdat een herstel door installateur is uitgevoerd.
  • Pagina 32 De ingangstest bestaat uit de uitschakeltest en de inschakeltest. De ingangen kunnen echter ook ‘handmatig’ getest worden. Er zijn vijf opties voor testprocedures, welke elk geïdentificeerd worden door een referentie- nummer. Dit referentienummer wordt gebruikt voor het programmeren van een testprocedure.
  • Pagina 33 Tabel 2: Lijst van testtype optiesLijst van testtype opties voor een beschrijving van elk testtype. Dit programmeeroptie is ongeldig tenzij de testmodus correct geprogrammeerd is in de 7. Systeemopties (zie pagina 73). Tijdens de inschakeltest zal de test-actievlag (actievlag 16) geactiveerd worden gedurende de helft van de testgebeurtenis (zie Triggertijdstip van actievlag voor testen, pagina 67).
  • Pagina 34 Tabel 2: Lijst van testtype opties Referentie Nr Naam testtype Omschrijving Geen test Programmeer een ingang met testtype NUL om deze uit te sluiten van zowel de inschakel- als de uitschakeltest. Zo’n ingang verschijnt dan ook niet in een testrapport. De ingang wordt niet uitgeschakeld tijdens de uitschakeltest.
  • Pagina 35 24 uur Alleen wanneer uitgeschakeld (een of meer van de aan de ingang toegewezen gebieden zijn uitgeschakeld). Wanneer alle aan de ingang toegewezen gebieden zijn ingeschakeld. • wanneer bij optie “Maak alle gebeurtenissen 24 uur” JA is ingevuld. In dat geval is de actieve periode voor alle actievlaggen 24 uur.
  • Pagina 36 NEE – Bediendeel zoemer *- Wijzig 0 – Sprng 1.1.18. Bediendeel zoemer De zoemer op het bediendeel kan tijdens een alarm geactiveerd worden. Wanneer de ingang een alarm genereert, is de zoemers geactiveerd op de bediendelen waarmee de aan de ingang toegewezen gebieden bediend worden.
  • Pagina 37 NEE – Actievlag 6, uitgeschakeld alarm 1.1.24. Activeren van actievlag 6, * – Wijzig 0 – Sprng uitgeschakeld alarm Actievlag 6 wordt geactiveerd wanneer de ingang een alarm genereert terwijl de ingang is uitgeschakeld. Actievlag 6 zal niet geactiveerd worden. Zie ook Actievlag voor ingang NEE –...
  • Pagina 38 NEE–Camera actie,progr in gebieden DB 1.1.31. Activeren van camera-actievlag * – Wijzig 0 – Sprng De camera-actievlag welke in de gebieden database is geprogrammeerd, wordt geactiveerd wanneer de ingang een alarm genereert, terwijl het gebied uitgeschakeld is. De camera-actievlag zal niet geactiveerd worden. Om de camera-actievlag te laten werken, dient u ook het nummer daarvan te programmeren in de gebieden database voor elk van de aan de ingang toege- wezen gebieden welke camera’s hebben.
  • Pagina 39 Ingangstype 4: Toegangszone Ingangstype 14: Toegangszone zonder IN controle ATS 2000/3000/4000/4500 Programming manual...
  • Pagina 40 2. G EBIEDEN DATABASE Elk gebied kan geprogrammeerd worden met een aantal opties, zoals de gebiedsnaam, inloop- en uitlooptijden, actievlaggen, enz. Kies alvorens verder te gaan het gebied dat geprogrammeerd moet worden. Gebied Database 2.1. Selecteren van een te programmeren Gebiedsnr: gebied Voer het nummer in van het te programmeren gebied.
  • Pagina 41 Elk gebied kan met slechts één inlooptijd geprogrammeerd worden. De inlooptijden zijn van toepassing op ingangstypes 3, 4, 13, 14, 41 en 42 (alle inloop/uitloop of toegang). De inlooptijd is echter alleen beschikbaar voor ingangstypes 3, 13, 41 en 42 (inloop/uitloop). Achter het gebiedsnummer kan een getal en een ‘I’...
  • Pagina 42 Gebied 1 Inlooptijd geen actievlag Actievlag: Gebied 1 verstoord geen actievlg Actievlag: 2.1.7. Actievlag verstoord gebied Wordt gebruikt om aan te geven of er een ingang in het gebied verstoord is, met uitzondering van ingangen welke gebruikt kunnen worden voor het wijzigen van een gebiedsstatus, voor camera’s of voor ongebruikte gebieden.
  • Pagina 43 Gebied 1 camera geen actievlg Actievlag: 2.1.15. Actievlag camera Wordt geactiveerd wanneer een ingang waarvan de camera-actievlag op JA is gezet een alarm genereert terwijl het gebied is uitgeschakeld. Wordt gebruikt voor het aansturen van camera’s. De Camera actievlag kan gedeactiveerd worden door [ENTER] [ENTER] 0 [ENTER] in te toetsen.
  • Pagina 44 2.1.20. Actievlag Alarm B Gebied 1 Alarm-B Geen actievlg Actievlag: Wordt gebruikt voor het genereren van een relaisactie om met name het Red Care meldingspunt in het Verenigd Koninkrijk te ondersteunen. Deze actievlag volgt een ‘B’-gebeurtenis die wordt gegenereerd door de AB alarmen zoals deze wordt doorgemeld aan de wachtrij van de centrale.
  • Pagina 45 NEE – Audio listen-in mogelijk * – Wijzig 0 – Sprng 2.1.27. Mogelijk maken van audio listen-in Gebruik deze optie wanneer audio listen-in (afluisterenvan buitenaf) bij het uitschakelen, inschakelen of betreden buiten de normale tijden van een gebied mogelijk moet zijn. Audio listen-in mogelijk gemaakt voor dit gebied.
  • Pagina 46 2.1.32. Actievlag gebiedsabotage Deze actievlag wordt actief wanneer een sabotage-alarm wordt waargenomen op een ingang van een specifiek gebied. ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding...
  • Pagina 47 3. GI D ATABASE Gebruikersinterfaces zijn apparaten waarmee het systeem aangestuurd kan worden, bijvoorbeeld door het in- of uitschakelen van gebieden. Afhankelijk van het type gebruikersinterface zijn er extra functies beschikbaar, zoals LCD-displays, menu’s voor het instellen van de tijd en de datum, enz. De term GI staat voor gebruikersinterface. 1, 2, 3: 4 3.1.
  • Pagina 48 Wat als een geldige code beschouwd wordt voor het ontgrendelen van de deur, hangt af van de instelling bij ENTER toets opent alleen deuren, (pagina 49), Alarmcode(pagina 50) en Alarmcode-voorvoegsel (pagina 75). De actievlag is geactiveerd voor de voor de Ontgrendeltijd van deur, welke geprogrammeerd is in menu 6, Tijden (zie pagina 67).
  • Pagina 49 Optioneel De optie “Wisselen gebiedstatus” wordt afgeraden. WAARSCHUWING: Indien een LCD-gebruikersinterface als Hoofd-interface gebruikt wordt, en “Inschakeling m.b.v. één toets” staat op JA, dan dient het systeem zo geprogrammeerd te worden dat de gebieden 9 t/m 16 nooit ingeschakeld kunnen worden. NEE –...
  • Pagina 50 NEE – Deur actievlag bij IN/UIT codes * – Wijzig 0 – Sprng 3.2.8. Alarmcodes openen deur Als gebruikerscodes met alarmcontrole en deurgroepen een alarmcontrole uitvoeren, wordt de deur ontgrendeld. Gebruikerscodes met alarmcontrole zullen geen deuren ontgrendelen. Zie Tabel 3: Programmering van de gebruikersinterfaces, pagina 48, voor meer informatie over opties welke beschikbaar zijn voor gebruikersinterfaces.
  • Pagina 51 NEE – Herstel op GI zonder code * – Wijzig 0 – Sprng 3.2.13. Herstel op GI zonder code Stelt gebruikers in staat alarmen te herstellen door [ENTER][ENTER] (alarmen weergeven) in te toetsen, gevolgd door 0 [ENTER]. De gebieden in alarmtoestand dienen toegewezen te zijn aan de alarmgroep van de gebruikersinterfaces.
  • Pagina 52 Nee-De-activeer GI status LED * – Wijzig 0 – Sprng 3.2.18. De-activeren GI status LED’s Deze optie sckakelt de LED’s op de BUS GI’s uit. De optie om de LED status te activeren of te de-activeren zal door de installateur ingesteld kunnen worden. Indien deze optie op JA staat worden de databits ten behoeve van de LED sturingen genegeerd.
  • Pagina 53 Het is momenteel niet mogelijk door het paneel om een ATS 1190/92 of ATS 1151/56 GI te onderscheiden indien deze in gebruik is, door de GI te pollen. Standaard staat deze optie op NEE. Een nieuwe timer optie is toegevoegd aan Menu 6 om de KAART&PIN Time Out in te stellen.
  • Pagina 54 4. DI D ATABASE Via dit menu kunnen DI's (Data interfaces) in- of uit geschakeld worden. Ook het type DI kan worden geprogrammeerd. Er worden geen DI’s gepold 4.1. DI’s welke gepold dienen te worden Poll DI: Elk DI dient gepold te worden teneinde data te kunnen uitwisselen met het Advisor Master controlepaneel.
  • Pagina 55 4.1.2. DI sabotage (ACPO) gebied De DI wordt hier toegewezen aan een gebied voor alarm en sabotage. De standaardinstelling is gebied 1 (UK) ATS 2000/3000/4000/4500 Programming manual...
  • Pagina 56 5. A LARMGROEPEN Dit hoofdstuk wordt gebruikt voor het programmeren van alarmgroepen. Wat is een alarmgroep? Een alarmgroep wijst functionaliteit toe aan gebruikers, ingangen en GI’s voor het aansturen van het Advisor Master-systeem met betrekking tot alarmfuncties (ook wel alarmcontrole geheten).
  • Pagina 57 Alarmgroepen ** LET OP! ** 5.1. Alarmgroepnummer Alarmgroep: Elke alarmgroep dient genummerd te worden. Ze worden genummerd van 1 tot en met 138. Alarmgroepen 1-10 zijn ‘hard’ in het systeem gecodeerd. Ze kunnen bekeken worden, maar niet gewijzigd, omdat zij generieke stuurgrootheden en standaardwaarden bevatten.
  • Pagina 58 Alarmgroep naam: Geen Toegang Biebnr: 5.1.1. Alarmgroepnaam Elke alarmgroep kan geprogrammeerd worden met een naam welke de alarmgroep identificeert. De woorden worden geselecteerd uit een lijst welke al in het Advisor Master systeem aanwezig is. Ze kunnen geselecteerd worden uit een beschikbare standaardlijst (zie de woordenlijst op pagina 97) of uit een lijst van teksten welke u zelf ingevoerd heeft (zie Programmeer tekst op pagina 96).
  • Pagina 59 NEE – Toon lijst met gebieden *-Wijzig 0 – Sprng 5.1.5. Lijst van gebieden Bepaal of de aan een gebruiker toegewezen gebieden weergegeven worden tijdens in-/uitschakelprocedures. Nadat de gebruiker een PIN-code heeft ingevoerd en op [ON] of [OFF] heeft gedrukt, worden de aan de gebruiker toegewezen gebieden weergegeven. De gebruiker kan dan kiezen uit de in-/uitschakelopties (bijv.: specifieke gebieden, alle gebieden, enz.).
  • Pagina 60 Uitschakelen van het gebied zal niet automatisch de overbrugging van ingangen in het gebied verbreken. Wordt gebruikt voor schoonmaakpersoneel en dergelijke. Uitschakelen van het gebied zal automatisch de overbrugging van ingangen verbreken. Druk op 0 om naar de beschikbare items op het Gebruikersmenu te gaan. Overbrugging automatisch uit in 7.
  • Pagina 61 Wanneer het inschakelen begint, worden alle verstoorde ingangen automatisch overbrugd en het systeem wordt ingeschakeld zonder dat er een alarm gegenereerd wordt. Het systeem kan niet ingeschakeld worden als er ingangen verstoord zijn, tenzij bij de optie Geforceerd inschakelen JA is ingevuld (zie volgende menu-optie). Druk op 0 om naar de beschikbare items op het Gebruikersmenu te gaan.
  • Pagina 62 Alarmgroeprestricties beperken de alarmcontrole tot tijdelijke uitschakelen of inschakelen/herstellen. De alarmgroeprestricties zijn geactiveerd. De alarmgroeprestricties zijn niet geactiveerd. Druk op 0 om naar de beschikbare items op het Gebruikersmenu te gaan. Er is per alarmgroep slechts 1 restrictie toegestaan. Zie ook Alarmgroeprestricties op pagina 105. NEE –...
  • Pagina 63 De alarmgroeprestricties zijn geactiveerd. De alarmgroeprestricties zijn niet geactiveerd. Druk op 0 om naar de beschikbare items op het Gebruikersmenu te gaan. Zie Alarmgroeprestricties op pagina 105 en Druk op 0 om naar de beschikbare items op het Gebruikersmenu te gaan. Alarmgroeprestrictie 1.
  • Pagina 64 Gebruikersmenu-opties Paneelstatus Starten auto UIT test Verstoorde ingangen Programmeer gebruikers Ingangen in alarm Tijd & Datum Overbrugde ingangen Overbrug/Uit overbrug GI/DI Historie Deblokkeer/Blokkeer servicemonteur Testrapport Reset camera’s Servicemenu Installateursprogrammering Filmtellers Deur- en etagegroepen Lijst met ingangsnamen Vakanties Overbrug ingang Open deur Uit overbrugging ingang Ontgrendel, Vergrendel, Blok, Deblok Test ingang...
  • Pagina 65 PIN-codes kunnen niet worden weergegeven Code: 1234 De gebruiker kan vervolgens zijn nieuwe PIN- code intoetsen en zal deze moeten bevestigen door het nogmaals in te toetsen PIN-code bevestigen: Code: De gebruiker kan de code weer wijzigen of op Enter drukken om het menu te verlaten. PIN-code: 1111: Code: 1234 PIN-code: 1234:...
  • Pagina 66 mogelijk bij een oorspronkelijke alarmgroep. Indien een functie wordt geweigerd door één tijdzone van een alarmgroep, wordt de volgende geprobeerd, enz. Wanneer alternatieve alarmgroepen actief zijn welke zelf alarmgroeprestricties hebben, dan zijn deze restricties van toepassing. Zie ook Alarmgroeprestricties op pagina 105. ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding...
  • Pagina 67 6. T IJDEN In dit hoofdstuk wordt de programmering beschreven van alle tijden welke binnen het hele systeem gelden. Tijden zijn nauwkeurig tot op +/ -1 eenheid van de ingevoerde waarde. Een tijd welke wordt ingesteld op 20 seconden, zal ergens tussen de 19 en 21 seconden aflopen. Wordt een tijd op 0 ingesteld, dan zal deze niet gebruikt worden.
  • Pagina 68 Uitgeschakelde tijd Zie Alarmgroeprestrictie 1 Uitgeschakelde tijd. 6.6. Alarmgroeprestrictie 6 AlmGrp restr. 6 uitgesch. is (min). 0 Tijd: Uitgeschakelde tijd Zie Alarmgroeprestrictie 1 Uitgeschakelde tijd. 6.7. Alarmgroeprestrictie 7 AlmGrp restr. 7 uitgesch. is (min). 0 Tijd: Uitgeschakelde tijd Na het verstrijken van de uitgeschakelde tijd worden niet alleen de gebieden opnieuw ingeschakeld, maar wordt er ook een noodalarm gezonden naar de particuliere alarmcentrale.
  • Pagina 69 Waarschuwingstijd is (min) 5 Tijd: 6.11. Waarschuwingstijd Wanneer alarmgroeprestricties gebruikt worden en er worden gebieden geprogrammeerd voor tijdelijke uitschakeling, dan zal er een waarschuwingssignaal klinken (indien er een waarschuwingstijd is geprogrammeerd), hetgeen aangeeft dat de gebieden spoedig ingeschakeld zullen worden. De duur van dit signaal wordt in dit menu vastgelegd (0 – 255 minuten).
  • Pagina 70 Lokaal alarm herinneringstijd (min) 5 Tijd: 6.15. Lokale alarmherinneringstijd De tijd die kan verlopen tussen het registreren van een lokaal alarm en een herhaling van het alarm, ook van het hoorbare signaal (als de oorzaak van het lokale alarm niet verholpen is).
  • Pagina 71 Sirene vertrag.ingstld (Min) 0 Tijd: 6.21. Vertragingstijd van sirene Bepaalt de vertragingstijd (0 - 255 seconden) voordat de sirenes worden geactiveerd nadat een alarm is gegenereerd. Dit kan worden gebruikt voor het opnemen van geluiden die ter waarschuwing klinken voordat de sirene wordt geactiveerd. De vertragingstijd van de sirene is ingesteld op 0.
  • Pagina 72 tevens handmatig activeren door op de toets WISSEN te drukken wanneer om de code wordt gevraagd. GI Kaart & PIN Timeout (sec) Tijd: 6.26. GI Kaart & PIN Timeout (sec) De instelbare tijd (0-255 sec) welke gebruikt mag worden tussen het aanbieden van de kaart en het ingeven van de PIN code.
  • Pagina 73 7. S YSTEEMOPTIES Programmering van opties welke op het gehele systeem betrekking hebben. 7.1. Gebieden die geselecteerd zijn Geen gebied voor totale uitschakeling UIT gebieden: voor totale uitschakeling 24-uur ingangstypes (Uitgeschakeld alarm of Branddeur) kunnen volledig uitgeschakeld worden via dit menu. Als de hier ingevoerde gebieden uitgeschakeld worden, worden de 24-uur ingangstypes overbrugd.
  • Pagina 74 0,Geen test Optie: 7.4. Testmodus De testmodus bepaalt of en wanneer een in- of uitschakeltest dient te worden uitgevoerd (vroeger looptest genoemd). Vier opties zijn beschikbaar. Een optie wordt met zijn referentienummer geprogrammeerd. Optie Functie 0 Geen test Geen automatische tests. Een uitschakeltest kan worden uitgevoerd via Gebruikersmenu 13, Starten auto test.
  • Pagina 75 Ingang tekst: 0901, Vriezer alarm 7.6. Ingangsactietekst Biebnr: Wanneer ingangstypes 57 en 58 verstoord zijn, wordt deze ingangsactietekst getoond op LCD-bediendelen. Deze tekst wordt betrokken uit de woordenlijst en wordt met een referentienummer ingeprogrammeerd. Een vrij programmeerbare tekst kan worden ingevoerd via Programmeer tekst (pagina 96).
  • Pagina 76 JA – Dubbellus *-Wijzig 0 – Sprng 7.10. Dubbellus ingeschakeld Bepaalt of er dubbellus wordt gebruikt. Voor de dubbelluswerking heeft elke ingang twee weerstanden van 4,7 kOhm. Zo kan het paneel detecteren of een ingang in de veilige status is, of verstoord of gesaboteerd is. Gebruik van dubbellus: Normaal = 4k7;...
  • Pagina 77 De juiste prompts voor het invoeren van een gebruikersnaam worden weergegeven wanneer de gebruikerscodes worden ingevoerd. De juiste prompts voor het invoeren van een gebruikersnaam worden niet weergegeven wanneer de gebruikerscodes worden ingevoerd. Druk op 0 om andere opties over te slaan en het systeemoptiemenu te verlaten.
  • Pagina 78 7.17. Uitschakelen van “0 ENTER” voor NEE – Geen 0 ENTER voor reset camera *-Wijzig 0 – Sprng afzetten van camera Definieert de procedure voor het afzetten van de camera. Zie de handleiding voor de hoofdgebruiker voor meer informatie. 0 [ENTER] kan niet worden gebruikt voor het afzetten van camera’s. De camera’s blijven werken totdat een daartoe bevoegd persoon de camera afzet.
  • Pagina 79 NEE – Geen knipperende gebied LED *-Wijzig 0 – Sprng 7.21. Uitschakelen knipperen van LED’s van gebieden Geeft aan of LED’s dienen te knipperen wanneer er een alarm en/of een sabotage-alarm in het gebied is. De LED van het gebied zal NIET knipperen bij een alarm. De LED van het gebied zal WEL knipperen bij een alarm.
  • Pagina 80 NEE–Sirene alleen bij Geen Doormelding *-Wijzig 0 – Sprng 7.24. Alleen sirenes na uitblijven van doormelding Wanneer op JA gezet, worden Sirene actievlaggen alleen geactiveerd bij alarmen indien het Advisor Master controlepaneel heeft nagelaten door te melden naar de particuliere alarmcentrale.
  • Pagina 81 7.27. Uitsluiting door vertraagd NEE – Vertraagd uitgesch alm geheugen *-Wijzig 0 – Sprng uitgeschakeld alarm Dit is alleen van toepassing bij het vasthouden van een vertraagd uitgeschakeld alarm. Als hier JA is ingevuld, kan een alarm alleen hersteld worden als de ingang in de veilige status is.
  • Pagina 82 Doormelden van meervoudige alarmen als een reeks afzonderlijk gegenereerdalarmen. Meld alleen het eerste alarm door. Elk volgend gegenereerdalarm wordt niet doorgemeld. Druk op 0 om andere opties over te slaan en het systeemoptiemenu te verlaten. NEE – Meld herstel voor elk gemeld alarm 7.31.
  • Pagina 83 Druk op 0 om andere opties over te slaan en het systeemoptiemenu te verlaten. Alarmherstel door een installateur Wanneer een herstel door een installateur nodig is, verschijnt er altijd een 4- cijferige code op het paneel. De code verwijst naar een speciale code die te vinden is in het Titan softwarepakket (menucontrole);...
  • Pagina 84 Eindelijnsweerstand is 1= 4k7 Ohm Type: 7.39. Eindelijnsweerstandstype De Eindelijnsweerstandstype wordt gebruikt voor het vastleggen van de juiste waarde van de gebruikte eindelijnsweerstandstype. Standaard is deze waarde 4k7. Optie Weerstandswaarde 10 kOhm 4,7 kOhm 2 kOhm Druk op 0 om andere opties over te slaan en het systeemoptiemenu te verlaten. Dwang methode 0 7.40.
  • Pagina 85 NEE-Geen alarmdoormelding van uitlpft 7.42. Overbrugging alarmdoormelding bij *-Wijzig 0 – Sprng uitloopfout Overbrugt het doormelden van alarmen met een doormeldcode van 17-24 (inbraakalarm) wanneer de uitlooptimer actief is. Indien ingesteld op ‘JA’ tijdens de uitloopfase, zullen alarmen op ingangen met doormeldcodes van 24 (inbraakalarm) een actievlag inschakelen waardoor verdere doormelding wordt voorkomen.
  • Pagina 86 NEE – ACPO 2002 *-Wijzig 0 – Sprng 7.47. ACPO 2002 Activeert alle alarmen binnen de inlooptijd, mits eerst een inloop/uitloop ingang wordt geactiveerd, en behandelt deze als een ‘A’-alarm. Deze alarmen worden niet doorgemeld voordat de inlooptijd is verstreken. De eerste ingang die wordt geactiveerd nadat de inlooptijd is verstreken, wordt doorgemeld als een ‘A’-alarm.
  • Pagina 87 Wanner op ‘Enter’ wordt gedrukt, wordt het gebruikersmenu weergegeven. NEE- Activeer zoemer voor 220 V uitval/ lijnf. *-Wijzig 0 – Sprng 7.52. Zoemer inschakelen bij netspanningsuitval/lijnfout Zoemer op bediendeel klinkt wanneer er een netspanningsuitval of lijnfout plaatsvindt. Alleen de storingsLED licht op. Nee-Activeer “Bel Pac”...
  • Pagina 88 8. A ERSTEL Auto herstel is een functie voor het automatisch herstellen van alarmen vanaf een Advisor Mastercontrolepaneel. Auto herstel uitgeschakeld 8.1. Auto hersteltijd Tijd (min): Het display toont de huidige hersteltijd. Dit is het tijdsverloop tussen het optreden en het herstellen van het alarm.
  • Pagina 89 9. C OMMUNICATIE Dit menu wordt gebruikt voor het programmeren van alle communicatie-opties welke voor het hele systeem geldig zijn. *-Pauze, Tel nr: 9.1. PABX nummer PABX: Een PABX nummer bevat een nummer dat voorafgaat aan elk ander te kiezen nummer. Wordt alleen gebruikt als de alarmkiezer is gekoppeld via een PABX met het telefoonnet.
  • Pagina 90 Ja- DTMF Toonkiezen 9.4. Selecteren nummers kiezen via *-Wijzig 0 – Sprng tooncentrale Selecteer nummers kiezen via toon- of pulscentrale. Voor ISDN-alarmkiezers heeft deze optie geen betekenis. Kiezen via tooncentrale. Kiezen via pulscentrale. NEE – Activeer PSTN lijnbewaking 9.5. Inschakelen lijnbewaking *-Wijzig 0 –...
  • Pagina 91 (open/dicht) Indien ingesteld op NEE, wordt uitschakeling doorgemeld als ‘A’ en inschakeling als ‘R’ (standaard) Indien ingesteld op JA, wordt de uitschakeling doorgemeld als type ‘R’ en inschakeling als type ‘A’ X25 TEI waarde - 2 Waarde: 9.11. X25 TEI-waarde De X25 TEI-waarde voor de ISDN-D kanaalverbinding.
  • Pagina 92 9.17. Selecteren van een te programmeren Particuliere AlarmCentrales 1..4 PAC nr: particuliere alarmcentrale Voer een te programmeren particuliere alarmcentrale in. SIA - uitgebreid Protocol nr: 9.17.1. Selecteren van het doormeldformaat Elke particuliere alarmcentrale kan een ander doormeldformaat gebruiken. Er zijn 14 doormeldformaten beschikbaar: Formaat Naam Tecom Dialer V1 (alleen gebruikt in Australië)
  • Pagina 93 *-Pauze, Tel nr: Tel 2: 9.17.3. Invoeren tweede telefoonnummer Elke particuliere alarmcentrale kan doormelden via 2 telefoonnummers: 1 hoofdnummer en 1 reservenummer. Voor hier het reservenummer in. Zie ook PABX nummer. Systeem klantnr – 0000 Klantnr: 9.17.4. Invoeren van het systeemklantnummer Klantnummers identificeren alarmsystemen welke doormelden naar particuliere alarmcentrales.
  • Pagina 94 NEE – Audio listen-in *-Wijzig 0 – Sprng 9.17.8. Toestaan van audio listen-in Specificeer dat Audio Listen-in is toegestaan bij deze particuliere alarmcentrale. Toestaan van audio listen-in Niet toestaan van audio listen-in Druk op 0 om andere opties over te slaan en en naar particuliere alarmcentrales te gaan.
  • Pagina 95 *-Wijzig 0 – Sprng Hiermee kan de gebruiker meerdere gebieden Uitschakelen/Inschakelen verzenden met hetzelfde gebiedsklantnummer (zoals in CID). Hiermee worden meerdere gebieden geïndentificeerd met slechts één gebiedsklantnummer. Systeemgebeurtenissen worden doorgemeld via het geconfigureerde systeemklantnummer (huidig gedrag) en een gebiedsnummer 0 (zie voorbeeld hieronder).
  • Pagina 96 Deze teksten maken deel uit van de variabele tekst die op het LCD display verschijnt. Alle teksten in de woordenlijst worden geïdentificeerd met een referentienummer, dat ligt tussen 001 en 899. Zie Tabel 7: Woordenlijst voor de lijst van voorgeprogrammeerde beschikbare teksten.
  • Pagina 97 Figuur 1: Layout van bediendeel voor invoer van tekst Toets indrukken voor oproepen karakter Toets 1ste & & 8ste 10de 11de 12de 13de 14de ‘ “ 15de 16de 17de 18de 19de 20ste 21ste & £ 22ste 23ste 24ste 25ste 26ste 27ste 28ste <...
  • Pagina 98 Behuizing Bijeenkomst Bureau Binnenplaats Callibratie Clip Conferentiekamer Camera Combinatie Contact CCTV Commercieel Contant Communicatie Controle Centrale Computer Corridor Centrale voorraad Computerruimte Centrum Conferentie CV-ruimte Chef Dagelijkse voorraad Deur geforceerd Donkere kamer Dagkluis Deur te lang open Doorgang Deurcontact Doorvoer Dakraam Deuren DOTL Dames...
  • Pagina 99 Inertia Interieur Ionisatiedetector Kantine Kinderkamer Kluis Kantoor Kiosk Kluisruimte Klant Knop Kassa Klaslokaal Koeling Kassier Kledingopslag Kooi Kast Kleedruimte Koud Kelder Kleine Kunst Keuken Klep Laag Licht Logistiek Lager Lift Long range Leningen Linker Loodgieter Leraar Links Lossen Lobby Luik Lesruimte Logeerkamer Lunch...
  • Pagina 100 Rechts Ruimtelijke Referentie Sabotage Sirene Sprinkler Safe Sirenes overbrugd Stadion Schakelaar Slaapkamer Start Schakelbord Slagboom Station Scherm Sleutel School Sleutelkast Stereo Schoonmaker Slagerij Sterke drank Schuifdeur Slot Stop Schuin Smal Storing Secretariaat Souterrain Straal Seismisch Spaargeld Stroom Sensor Spanning Studeerkamer Serre Speciaal Studie...
  • Pagina 101 11. V ERSIE Toont versienummer-informatie voor het controlepaneel, GI’s en DI’s. Versie 1 – Paneel 2 – GI 3 – DI 11.1. Selecteren van het apparaat waarover 0 – Einde, Menu: informatie verkregen dient te worden Elke apparaat toont andere informatie. Optie Apparaat Informatie...
  • Pagina 102 13. T IJDZONES Tijdzones worden gebruikt voor het aangeven van tijdstippen waartussen bepaalde gebeurtenissen kunnen plaatsvinden. Tijdzones kunnen bijvoorbeeld toegepast worden bij het automatisch inschakelen van gebieden, gebruikers bevoegdheid afnemen of voor het activeren van uitgangen om een deur te openen. Tijdzones worden toegewezen aan alarmgroepen, deurgroepen, etagegroepen, relais/uitgangen, in-/uitschakelen van tijden en aan doormeldingen buiten werktijd, teneinde sommige ADVISOR MASTER-functies te beperken of te activeren tijdens...
  • Pagina 103 Tijdzones Tijdzonenr: 13.1. Selecteren van tijdzone Kies eerst de in te voeren tijdzone (1 – 24). Programmeren Druk op één van deze knoppen op het bediendeel om: [MENU*] deze tijdzone over te slaan. ? [ENTER] een nieuwe waarde in te voeren. [ENTER] de getoonde tijdstippen op te slaan en naar het volgende display te gaan.
  • Pagina 104 14. F ABRIEKSINSTELLINGEN Soms is het nodig op het controlepaneel de standaardinstellingen te herstellen. Bijvoorbeeld, wanneer een systeem voor het eerst geprogrammeerd wordt, of wanneer de programmering voor een langere periode is uitgeschakeld (meer dan 2 weken). 99-Alles, 98-STD, 97-Uitgang/Groepen Optie: 14.1.
  • Pagina 105 15. A LARMGROEPRESTRICTIES Alarmgroeprestricties maken het mogelijk bepaalde alarmcontrolefuncties te definiëren voor bepaalde gebieden in alarmgroepen. Alarmcontrol can be restricted to “Timed disarm” and “Arm/Reset only”. Er zijn twee speciale restricties beschikbaar: • Alarmgroeprestrictie Noodsituatie • Alarmgroeprestrictie Teller De combinatie van alarmgroep en alarmgroeprestrictie stelt de alarmcontrole beschikbaar aan een gebruiker (of sleutelschakelaar).
  • Pagina 106 • Alarmgroeprestrictie 7 – Net als alarmgroeprestricties 1 – 6, behalve Noodsituatie wanneer de tijd afloopt en de gebieden opnieuw ingeschakeld worden, en er een boodschap Speciale functie voor veiligheids- “Noodsituatie” is doorgemeld naar de beambten op inspectieronde, particuliere alarmcentrale. die met bepaalde tussenpozen moeten controleren.
  • Pagina 107 Alarmgroeprestricties Restr. nr: 15.1. Alarmgroeprestrictienummers Selecteer eerst de te programmeren alarmgroeprestrictie met een nummer tussen 1 en 8. Restrictie naam: 0352, Schoonmaker Biebnr: 15.1.1. Alarmgroeprestrictienaam Selecteer de naam van een alarmgroeprestrictie uit de lijst die al in het ADVISOR MASTER systeem aanwezig is.
  • Pagina 108 Optie Standaard alternatief alternatief Tijdelijke uitschakeling van gebied Inschakelen gebied /herstellen Alarmgroep 31 is toegewezen aan gebruiker 1. Alarmgroep 32 is toegewezen aan gebruiker 2. Werking: Tijdzone 1 is geldig: Gebruiker 1 krijgt alarmgroep 31 met alarmgroeprestrictie 4, standaard. Heeft volledige controle over gebied 1 en kan gebied 2 inschakelen en herstellen.
  • Pagina 109 GEBRUIKER 1 ALARMGROEP 31 Gebieden: 1, 2 AlmGrp restrictie: Tijdzone: Alternatieve AlmGrp: 32 Gebruik standaard-restrictie Buiten Tijdzone 1 ALARMGROEP RESTRICTIE 4 1, Tijd UIT Gebied: ALARMGROEP 32 1, IN/herstel Gebied: 2 Gebieden: 1, 2 Gebruik 1 alternatieve restrictie AlmGrp restrictie: 2, Tijd UIT Gebied: Tijdzone: 2, IN/herstel Gebied:...
  • Pagina 110 Zie Alarmgroepen op pagina 56 en Tijdelijke uitschakeling van gebieden. 9,10, 15.1.5. Eerste alternatieve gebieden 2, IN/Herstel: voor inschakelen/herstellen Zie Gebieden voor inschakelen/herstellen, Eerste alternatieve tijdelijke uitschakelgebied en Alarm- groepen (op pagina 56). 15.1.6. Tweede alternatieve tijdelijke 3, Tijd. UIT: uitschakelgebied Zie Eerste alternatieve tijdelijke uitschakelgebied.
  • Pagina 111 • De huidige tijd moet buiten de tijdzone (indien geprogrammeerd) vallen. • De uitganglogica definieert hoe die uitgang zich gedraagt binnen de tijdzone. • Het uitganggedrag kan ingesteld worden op normaal of op geïnverteerd. Alleen bij een juiste combinatie van voorwaarden zal de uitgang actief worden.
  • Pagina 112 Indien ingesteld op Inactief binnen de tijdzone, dan wordt de uitgang binnen de tijdzone niet actief, ongeacht de status van de actievlag, maar op voorwaarde dat de uitgang niet is geïnverteerd. Buiten de tijdzone volgt de uitgang de actievlag. Uitgang 3 is NIET-geïnverteerd *-Wijzig 16.1.4.
  • Pagina 113 17. A IN/UIT Voor het automatisch in- en uitschakelen van gebieden worden tijdzones gebruikt. Gebieden die automatisch in- en uitgeschakeld worden vereisen geen actie van gebruikers. 17.1. Automatisch Auto IN/UIT Programmanr: in-/uitschakelprogramma Voer het programmanummer (tussen 1 en 16) in. Pgm: 1 Tijdzone 2 Tijdzonenr: 17.1.1.
  • Pagina 114 Gebruik van alarmgroeprestricties in samenhang met automatisch in-/uitschakelen Gebruikers kunnen het tijdstip uitstellen waarop de gebieden zullen inschakelen door hun code in te voeren (of hun kaart aan te bieden) tijdens de “Waarschuwingstijd”. Verbind een alarmgroeprestrictie met de alarmgroep voor de gebieden om een uitstel vast te leggen in Tijdelijke uitschakeling van gebieden.
  • Pagina 115 18. K LUISGEBIEDEN Kluisgebieden zijn gebieden die, nadat ze zijn ingeschakeld, automatisch andere gebieden inschakelen na een vooraf ingestelde tijdsduur. Een gebruiker die de kluisgebieden in zijn alarmgebied heeft, schakelt de kluisgebieden in. De tijd begint alleen te lopen indien alle kluisgebieden ingeschakeld zijn.
  • Pagina 116 • De alarmgroeprestrictie wordt vervolgens ingevoerd in de relevante alarmgroepen (toegewezen aan gebruikers/GI’s) om het gebruik van de functie mogelijk te maken. De alarmgroep moet gebieden omvatten die aan de alarmgroeprestrictie zijn toegewezen, anders zijn die restricties niet van kracht. ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding...
  • Pagina 117 19. K OPPEL GEBIEDEN In een bewakingsobject met meerdere gebieden wordt de ingang van dat object meestal gedeeld door alle gebieden. Dit gedeelde gebied behoort pas ingeschakeld te worden nadat alle andere gebieden zijn ingeschakeld. Dit gedeelde gebied is een zogeheten gemeenschappelijke gebied.
  • Pagina 118 20. S YSTEEMCODES De ADVISOR MASTER controlepanelen ondersteunen maximaal twee verschillende systeemcodes (soms aangeduid als “Faciliteitscodes” voor gebruik bij ATS1170 1-deurs GI’s. Elke systeemcode biedt ook een optie voor een ‘Eerste kaartnummer’ als offset in de kaart-ID voor gemakkelijker programmeren. De systeemcode is een unieke code die door Aritech verstrekt wordt.
  • Pagina 119 Systeemcode 2: 005678 20.3. Systeemcode 2 SysCode: Specificeer zonodig de tweede systeemcode. Zie Systeemcode 1 voor meer informatie. Begin kaartnr 2: + 0 20.4. Eerste kaartnummer 2 *-Wijz, nr: Specificeer het eerste kaartnummer voor kaarten in systeemcode B. Zie Eerste kaartnummer voor meer informatie. ATS 2000/3000/4000/4500 Programming manual...
  • Pagina 120 Als de ingevoerde waarde numeriek tussen 1 en 127 ligt, wordt dit geïnterpreteerd als een tijdsduur tussen 1 en 127 seconden. Om de tijd in minuten uit te drukken, dient u 128 + het aantal minuten in te toetsen.
  • Pagina 121 Gebruik geen tijdsduur van 0 seconden, behalve voor deuren en indien Actievlag Deur opheffen op JA is gezet De ingang zou anders voor onbepaalde tijd geshunt worden. Gebruik geen tijdsduur van 0 seconden, behalve voor deuren en indien Actievlag Deur opheffen op JA is gezet De ingang zou anders voor onbepaalde tijd geshunt worden.
  • Pagina 122 Zet òf Ingang shunten bij uitgeschakelde gebieden òf Ingang shunten bij ingeschakelde gebieden op JA. Anders kan de shuntprocedure niet werken. NEE – Shunt ingang als ingeschakeld 21.1.9. Ingang shunten bij ingeschakelde *-Wijzig 0 – Sprng gebieden Hier wordt vastgelegd of de deurshuntprocedure actief wordt wanneer alle aan de ingang toegewezen gebieden veilig (= ingeschakeld) zijn.
  • Pagina 123 Als deze optie op JA is gezet, dan moet de “Shunt starten met commando Deur openen" op NEE gezet worden. NEE – Deur Open/Dicht in geheugen *-Wijzig 0 – Sprng 21.1.13. Loggen van openen/sluiten van deuren Maakt het loggen mogelijk op een printer van het heen en weer schakelen tussen veilig en verstoord van de ingang, als ware dit het openen en sluiten van een deur.
  • Pagina 124 Deuren 17-64 zijn alleen beschikbaar op 4-deurs DI’s die alleen tijdzones met nummers tussen 0 en 24 herkennen. Tijdzones 26-41 kunnen nooit gebruikt worden in deur- of etagegroepen. Als de uitgang geïnverteerd is, zijn de tijdzones 26-41 geldig indien de uitgang niet actief is (de actievlag is niet geactiveerd). ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding...
  • Pagina 125 23. P FOUTEN Gebruik dit menu om een aanwijzig te krijgen hoeveel communicatiestoringen er zijn gedetecteerd tussen het ADVISOR MASTER controlepaneel en de aangesloten apparaten. 23.1. Selecteren van type module voor 1-GI, 2-DI, 3-Wis alle tellers 0-Einde, Menu: polfouten Selecteer het type apparaat voor het bekijken van het aantal polfouten daarvan. Storingentellers kunnen desgewenst op nul worden gezet.
  • Pagina 126 24. D OWNLOAD NAAR REMOTE UNIT Download data naar remote units als de ATS1250/1260. Deze data hebben betrekking op toegangscontrolefuncties voor de 4-deurs/4-lift DI’s. Wanneer de 4-deurs/4-lift DI’s worden geprogrammeerd voor pollen en ze zijn bovendien online, dan worden eventuele programmeringen van deze DI’s automatisch gedownload. Wordt zo’n 4-deurs/4-lift systeem echter later aan het systeem toegevoegd, of de standaardwaarden dienen te worden hersteld of vervangen, dan kunnen de data van alle relevante gebruikers, deur-/etagegroepen, tijdzones en vakantiedagen met dit...
  • Pagina 127 25. T OON LAATSTE KAART Toon de systeemcode en het ID-nummer van de laatste kaart die is gelezen door de kaartlezer die is aangesloten op de ADVISOR MASTER systeemdatabus (alleen voor deuren 1-16, niet voor deuren 17-64 op 4-deurs/4-lift DI). In this example the display shows the system Laatste kaart op GI-1 SC=23 Gebr=98765 code as “FC=0023”...
  • Pagina 128 28. N AAR REMOTE UNITS Gebruik deze optie om programmeermenu’s op te roepen voor 1-deurs GI’s (bijv. ATS1270) of 4-Deurs/4-lift DI’s (bijv. ATS1250/1260). Deze remote units hebben extra menu’s die via dit menu opgeroepen kunnen worden op het controlepaneel. De remote unit moet: •...
  • Pagina 129 29. C OMPUTERVERBINDING Bevat gegevens m.b.t. de verbinding met een computer waarop besturingssoftware voor het ADVISOR MASTER-systeem draait (bijv. ATS8100). Zie ook het “Service menu” in de handleiding voor de hoofdgebruiker. Wanneer het paneel rechtstreeks via de J18 (ingebouwde RS232-poort) of de ATS1801 computer/printer interface wordt aangesloten, is het niet nodig om menu´s 29.1 t/m 29.4 in te stellen.
  • Pagina 130 Geeft aan of verbinding met een remote computer mogelijk moet zijn indien een gebied is ingeschakeld. Indien ingesteld op NEE en er wordt een remote verbinding gemaakt, zal het paneel worden losgekoppelt wanneer de gebruiker het systeem inschakelt. Een remote verbinding is mogelijk indien een of meer gebieden is ingeschakeld.
  • Pagina 131 Zie opties (29.1, 29.2, 29.3, 29.4) alleen voor de oproepen of het terugbellen,Acties gezonden via demodem hangen af van opties 29.6, 29.7 en de computertelefoonnummerr. Up/Download gebruikt een compatibel modem dat verbonden is met de ATS1801. Up-/download gebruikt het ingebouwde modem. End Enter 32 Char.
  • Pagina 132 29.10. Onderhoudsservice- *-Pauze, Tel nr: Service: telefoonnummer Bevat het te kiezen telefoonnummer, dat verbinding geeft met een computer. Het telefoonnummer waar de onderhoudsdienst bereikt kan worden, zal worden gekozen als een gebruiker de optie “Opbellen beheersoftware” activeert. Computeradres: 0000 29.11. Computeradres Adres: Bevat het adres van het paneel voor een upload/download-softwarepakket.
  • Pagina 133 29.16. Antwoordapparaat omzeilen NEE – Antwoordapparaat omzeilen *-Wijzig 0 – Sprng Indien het aantal keren overgaan en het aantal oproepen voldoende zijn, zal de volgenden inkomende oproep onmiddellijk beantwoord worden. Zie ook Aantal keren overgaan van telefoon voor beantwoording en Aantal . 29.17.
  • Pagina 134 30. P RINTER Invoeren van details voor de printer. Voor het kunnen maken van een print van de uitvoer van het ADVISOR MASTER controlepaneel moeten òf een serieel printer-interface (ATS1802) of een serieel computer- en printerinterface (ATS1801) aangesloten zijn. 30.1. Mogelijk maken van real time NEE –...
  • Pagina 135 De printer is NIET actief binnen de opgegeven tijdzone. Druk op 0 om Printer te verlaten. Gebeurtenissen die plaatsvinden terwijl er geen data naar de printer worden verzonden zullen altijd verloren gaan voor de printer. Gebruik “Printgeschiedenis” in het Gebruikersmenu om deze gebeurtenissen af te drukken.
  • Pagina 136 31. A CCUTEST De accutest registreert de details van de automatische accutestprocedure en maakt het mogelijk een handmatige accutest te starten. Een accu loskoppeltest kan ook automatisch worden uitgevoerd. Als een accu voor meer dan 10 minuten is losgekoppeld, wordt een waarschuwing gegeven.
  • Pagina 137 Alle DI accu’s zijn OK Toets ENTER 31.2.2. Accutestrapportage Toont de resultaten van de recentste handmatige accutest. Programmeren [ENTER] Ga naar de volgende handmatige accutest in het display. Handmatige accutest voor DI nr 1-16 31.2.3. Selecteren van DI-nummer voor DI nr: accutest Geef het DI-nummer op van het te testen apparaat.
  • Pagina 138 Tekst kan bestaan uit elke combinatie van maximaal 32 karakters. Dit kunnen ook cijfers, spaties en leestekens zijn. Gebruik de tekstoptie op het bediendeel om GE Security, (*) – Einde een tekst van maximaal 32 karakters in te GE Security voeren.
  • Pagina 139 34. P ROGRAMMEER SYSTEEMACTIEVLAGGEN Actievlaggen worden geactiveerd wanneer gespecificeerde gebeurtenissen zich voordoen, zoals netspanningsuitval, een alarm dat is afgegeven door een gebied of het actief zijn van een inlooptijd. De systeemactievlaggen worden geactiveerd door gebeurtenissen die het hele systeem beïnvloeden, zoals netspanningsuitval, of DI’s die offline gaan. Voor meer informatie over actievlaggen, Zie ook Actievlaggen op pagina 160.
  • Pagina 140 Sirenestoring geen actievlag Actievlag: 34.5. Actievlag Sirenestoring Deze actievlag wordt geactiveerd wanneer er een sirenestoring is gedetecteerd op het ADVISOR MASTER controlepaneel of op een DI. Zie ook Actievlag netspanningsuitval. DI overbrugd geen actievlag 34.6. Actievlag geblokkeerd DI Actievlag: Deze actievlag wordt geactiveerd wanneer een DI is geblokkeerd via Gebruikersmenu 16, Blokkeren/deblokkeren GI/DI.
  • Pagina 141 een doormelding geen actievlag Actievlag: 34.11. Actievlag Storing in doormelding Deze actievlag, ook wel FTC genoemd, wordt geactiveerd wanneer het ADVISOR MASTER controlepaneel niet doormeldt naar de particuliere alarmcentrale. Zie ook Actievlag netspanningsuitval Testmodus geen actievlag 34.12. Actievlag Testmodus Actievlag: Deze actievlag wordt geactiveerd wanneer het ADVISOR MASTER controlepaneel in de testmodus is.
  • Pagina 142 34.19. Ingeschakelde puls actievlag Als de NFA2P-optie is ingesteld op JA, wordt een actievlag / uitgang ingeschakeld met of zonder event recorder die actief is voor 20 seconden na volledige inschakeling. 34.20. Computerverbinding actief De vlag is actief wanneer een computerverbinding tussen het paneel en de management software (Titan) tot stand komt.
  • Pagina 143 35. P ROGRAMMEER MACRO LOGICA Macro logica biedt uitgebreide mogelijkheden voor het activeren van gebieden of actiev- laggen onder specifieke omstandigheden. De omstandigheden zijn het activeren van macro inputs, en logische expressies die input- en outputcondities van macro’s combineren. Maximaal vier macro-inputs kunnen in een logische expressie worden opgenomen. Een macro-input is een actievlag of een uitgang.
  • Pagina 144 Er zal nu een actievlag of een uitgang geactiveerd worden als de waarde van de logische expressie niet waar is. Een geïnverteerde macro output wordt aangeduid met een uitroepteken (!) voor het nummer.
  • Pagina 145 Voer hetzelfde nummer twee maal in om de macro input te inverteren. Voor het berekenen van het resultaat van de logische expressie wordt de input geïnverteerd. An inverted input is recognised by the exclamation mark (!) preceding the “E” or “R”.
  • Pagina 146 36. G ERESERVEERD MENU Gereserveerd. NIET gebruiken. 37. G ERESERVEERD MENU Gereserveerd. NIET gebruiken. 38. G ERESERVEERD MENU Gereserveerd. NIET gebruiken. 39. G ERESERVEERD MENU Gereserveerd. NIET gebruiken. 40. G ERESERVEERD MENU Gereserveerd. NIET gebruiken. 41. D IRECTE LIJN Gereserveerd. NIET gebruiken voor Nederland. ATS2000/3000/4000/4500 programmeerhandleiding...
  • Pagina 147 42. D OORMELDKLASSEN DATABASE Doormelden van alarmen hangt af van de instellingen in Doormelden van ingang in Ingangen database. Deze instelling is een doormeldklasse. Er zijn 8 klassen met daarin 6 voorwaarden die geselecteerd kunnen worden m.b.t. doormelden. Klassenummer 42.1. Selecteren van de Klassenr: doormeldklasse...
  • Pagina 148 JA – Meld naar PAC1 42.1.1.1. Doormelden naar particuliere * – Wijzig 0 – Sprng alarmcentrale 1 Gebruik deze optie om aan te geven of deze conditie doorgemeld dient te worden naar particuliere alarmcentrale 1. JA – Meld naar PAC2 42.1.1.2.
  • Pagina 149 43. T ESTMELDINGEN Dit menu bevat opties met betrekking tot testmeldingen. Start eerste testmelding op: 00:00 43.1. Starten testmeldingen Uren: Voer het tijdstip in uren en minuten in, waarna een testmelding moet worden uitgevoerd. De geprogrammeerde tijd verwijst naar de real time klok. Testmelding iedere 00 uur 43.2.
  • Pagina 150 50. KANAALOVERZICHT Dit is de communicatie-optie 200 Baud FSK French, wat enkel gebruikt wordt in Frankrijk 1 – Ingangen 2 – Gebieden 3 - Systeem Opties: 50.1. Ingangen Elk submenu wordt verdeeld in groepmenu’s. Bijvoorbeeld, 50.1.1. Inganggroep 1-16 Voer het kanaalnummer 00- 99 in voor elke ingang. De standaardinstellingen zijn: Ingangen 1-72 ->...
  • Pagina 151 00-99 (96) Samenvatting remote inlog 00-99 (97) Samenvatting film op niveau 00-99 (Dis) Samenvatting 00-99 (98) programmawerking Inschakeling na alarm 00-99 (Dis) Ingang geïsoleerd 00-99 (99) Ingangfout 00-99 (99) Handmatige test 00-99 (Dis) Niet gebruikt 51. I NSTALLATEURSRESET Installateursreset? * Reset 0 - Sprng...
  • Pagina 152 52. SPRAAKBERICHT BA Inbraak alrm – Spraakbericht 0 Bericht. Nr. Doormeldingscodenr. Programmeer de spraakberichten die moeten worden doorgemeld aan de alarmcentrale, indien het spraakprotocol is geprogrammeerd. Zie Communicatie-opties. Spraakberichten kunnen worden geprogrammeerd om de volgende alarmacties door te melden. Hetzelfde spraakbericht kan voor meer dan 1 gebeurtenis worden gebruikt. Reeks 0-14 Tabel 1 Doormeldi...
  • Pagina 153 Actiecode 130 BA Inbraak in de gebruikerstabel en code 1 – Inbraakalarm in tabel 1 hebben dezelfde actiecodes (130). Als 130 BA in de gebruikerstabel wordt geprogrammeerd met een alarmbericht, krijgt deze prioriteit boven actiecode 1 – Inbraakalarm in tabel 1. Spraakberichtnr.
  • Pagina 154 53. DVMR LARM NGANGEN DVMRe Alarm verwerking via de printer poort In een conventionele alarmverwerkings configuratie worden de detectoren/uitgangen via de pcb rechtstreeks op de achterzijde van de DVMRe unit aangesloten. Elke alarm ingang komt overeen met een camera ingang. Alarmingangen welke worden toegewezen aan camera’s kunnen worden gewijzigd op een 10 en 16 kanaals type, via de DVMRe programmering.
  • Pagina 155 Nu overheersen alle andere controle vlaggen en er geen communicatie tussen ATS paneel en DVMRe plaatsvinden. Opmerking: Indien de DVMRe HLI is gebruikt, kan het ATS paneel niet meer communiceren met een seriele printer. Ja – Activeer Tijd /datum synchronisatie * - Wijzig 0 - Sprng 53.3.
  • Pagina 156 beelden Geen zoek –en weergave mogelijkheden zijn toegestaan via de GI. 53.7. Toestaan “Zoeken en Weergeven” op GI Geen GI toegewezen GI Toegestaan: GI Toegestaan: DVMRe 1-Weergave, 2-Zoeken, 3- Camera, 4-Kijken Menu: Dit menu, bepaalt op welke GI’s de mogelijkheid bestaat voor het zoeken en weergeven van beelden, alsmede het doorlopen van de historie en het vanuit dit menu aansturen van de DVMR.
  • Pagina 157 54. I NSTALLATEURSLOOPTEST Inleiding 54 – Looptest installateur De looptest voor de installateur maakt het mogelijk om 0 – Uit, Menu alle ingangen die voor de looptest geconfigureerd zijn te testen in de geselecteerde gebieden. Deze gebieden kunnen dan door de installateur getest worden.
  • Pagina 158 Niet getest Op 1. PIR In Kantoor VLGD of ENTER De test wordt geannuleerd indien of de “0” toets of de "wissen" toest wordt ingedrukt. Ook bestaat er een tijdslimiet voor de test, Test tijd wordt ingesteld in installatie menu 19,6. De test mislukt als de tijd wordt overschreden.
  • Pagina 159 genegeerd en niet gelogd. Enkel de ACCESS_TEST_FAILED of ACCESS_TEST_COMPLETED zal in het paneel worden gelogd. . Dit is om te voorkomen dat het paneelgeheugen met gebeurtenissen wordt gevuld als Titan niet verbonden is. Na elke looptest (mislukt of geslaagd) zal gedurende 5 seconden een nieuwe “Looptest voor de installateur Herstel”...
  • Pagina 160 CTIEVLAGGEN Wat zijn actievlaggen? Actievlaggen zijn geheugenlokaties in een microprocessorsysteem waar het optreden van bepaalde gebeurtenissen geregistreerd worden. Die gebeurtenissen kunnen worden voorgedefinieerd of geprogrammeerd. Met andere woorden: wanneer bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden, worden er actievlaggen geactiveerd. Waarom gebruikt het ADVISOR MASTER-systeem actievlaggen? Het ADVISOR MASTER-systeem gebruikt actievlaggen om zo flexibel mogelijk uitgangen en macro’s te kunnen aansturen.
  • Pagina 161 Welke actievlaggen zijn voorgedefinieerd? Er zijn 16 voorgedefinieerde actievlaggen. Deze zijn: Gebeur- Naam Omschrijving tenis Externe SIRENE Standaard actievlag voor een ext sirene (toegewezen in de Gebieden database) Indien op JA gezet in de Ingangen database, wordt deze vlag geactiveerd wanneer er een willekeurige sirene in een willekeurig gebied afgaat.
  • Pagina 162 Meer over actievlaggen? Zie de relevante sectie voor het gebruik van actievlaggen: • Menu 1, Zie Ingangen database op pagina 18. • Menu 2, Zie Gebieden database op pagina 40. • Menu 3, Zie GI Database op pagina 47. • Menu 16, Zie Actie naar uitgang op pagina 111.
  • Pagina 163 OORMELDINGEN Doormeldingen op een ADVISOR MASTER-paneel worden ingedeeld in ‘ingangsacties’ en ‘systeemgebeurtenissen’. Ingangen gebruiken doormeldingsklassen en –subklassen die per ingang geprogrammeerd kunnen worden. In Doormeldklassen database kan per klasse een selectie gemaakt worden m.b.t. de te rapporteren toestanden. Tabel 8. Overzicht van doorgemelde gebeurtenissen per subklasse toont een overzicht van de door te melden gebeurtenis per subklasse en conditie.
  • Pagina 164 Type Nr Klasse Subklasse Conditie Brand 112 Alarm E112 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R112 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Brand 113 Alarm E113 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R113 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Brand 114 Alarm E114 Sabotage...
  • Pagina 165 Type Nr Klasse Subklasse Conditie Paniek Paniek 120 Alarm E120 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R120 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Paniek 121 Alarm E121 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R121 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Paniek 122 Alarm E122...
  • Pagina 166 Type Nr Klasse Subklasse Conditie Inbraak Alarm E133 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R133 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Inbraak Alarm E134 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R134 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Inbraak Alarm E135 Sabotage E383 Overbrug...
  • Pagina 167 Type Nr Klasse Subklasse Conditie Algemeen Alarm E141 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R141 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Algemeen Alarm E142 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R140 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Algemeen Alarm E143 Sabotage E383 Overbrug...
  • Pagina 168 Type Nr Klasse Subklasse Conditie 24-Uur 152 Alarm E152 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R152 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 24-Uur 153 Alarm E153 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R153 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 24-Uur 154 Alarm E154 Sabotage...
  • Pagina 169 Type Nr Klasse Subklasse Conditie 24-Uur 159 Alarm E159 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R159 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 24-Uur 161 Alarm E161 Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R161 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Brand Brand Alarm E200...
  • Pagina 170 Type Nr Klasse Subklasse Conditie Brand Alarm E205 supervisie Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R205 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 Brand Alarm E206 supervisie Sabotage E383 Overbrug E570 Alarm herstel R206 Sabotage herstel R383 Uit overbrug R570 De lijst van systeemgebeurtenissen hangt af van de selectie van het protocoltype, dat ‘groot’...
  • Pagina 171 Tabel 9. Overzicht van het ‘kleine’ doormeldingsprotocol (SIA small) Contact ID Omschrijving Gebeur- Plaats/ Gebeur- Plaats/ Gebied tenis Gebruiker tenis Gebruiker Dwangcode Ingevoerd (willekeurige code) E120 C 008 C 401-464 Dwangcode hersteld R120 C 008 C 401-464 Gebied ingeschakeld C402 01-16 U 001-999 U 001-999...
  • Pagina 172 C 065-080 C 333-348 DI wel pollen R330 C 065-080 C 333-348 DI geïsoleerd E570 C 065-080 C 301-316 DI niet (meer) geïsoleerd R570 C 065-080 C 301-316 GI Sabotage E137 C 001-064 C 401-464 DI Sabotage herstel R137 C 001-064...
  • Pagina 173 Contact ID Omschrijving Gebeur- Gebied Plaats/ Gebeur- Plaats/ tenis Gebruiker tenis Gebruiker Film minimaal niveau E150 — — Film op E150 — — Film op herstel R150 — — Herstart de uitlooptijd E150 — Noodalarm E102 Camera tevoorschijn geactiveerd R570 —...
  • Pagina 174 TORINGEN ZOEKEN ADVISOR MASTER controlepaneel – Model ATS2000/3000/4000/4500 Conditie Mogelijke oorzaak • Op het LCD van het hoofdgebruikers- De systeemdatabuslijn kan verkeerd aangesloten zijn. interface (GI-adres 1) knipperen alle • De adresverbindingen op het GI kunnen verkeerd LED’s en wordt de boodschap ingesteld zijn.
  • Pagina 175 LCD-gebruikersinterfaces – Modellen ATS1100, ATS1105 Conditie Mogelijke oorzaak • Alle LED’s op het GI knipperen. De DIP switches kunnen in de verkeerde stand staan (het op het GI ingestelde adres kan onjuist zijn, zodat het pollen van het GI niet beantwoord wordt). •...
  • Pagina 176 4-LED-Gebruikersinterfaces – Modellen ATS1150 en ATS1155 Conditie Mogelijke oorzaak • Alle LED’s op het GI knipperen. De DIP switches kunnen in de verkeerde stand staan (het op het GI ingestelde adres kan onjuist zijn, zodat het pollen van het GI niet beantwoord wordt). •...
  • Pagina 177 Data-Interfaces – Modellen ATS1201, ATS1210, ATS 1211, ATS 1220 Conditie Mogelijke oorzaak • De LED ‘Tx” op het DI knippert niet. De DIP switches kunnen in de verkeerde stand staan (het op het DI ingestelde adres kan onjuist zijn, zodat het pollen van het DI niet beantwoord wordt). •...
  • Pagina 178 Data-Interfaces – Modellen ATS1201, ATS1210, ATS 1211, ATS 1220 Conditie Mogelijke oorzaak • De sirene-uitgang (met een 8 Ohm luidspreker Het adres dat voor het DI is ingesteld is 15. De aangesloten) functioneert niet, terwijl dat wel sirene kan niet geadresseerd worden omdat het moet.
  • Pagina 179 Uitgangenuitbreidingen – Modellen (ATS1810, ATS 1811, ATS1820) Conditie Mogelijke oorzaak De 8-wegs relaiskaart (ATS1811) functioneert niet: • - wanneer verbonden met het ATS-paneel; Optie “Aantal uitgangcontrollers” is niet ingesteld in Programmeeroptie 7, Systeemopties. • (Aantal uitgangcontrollers = 1 voor elke 8- wegs relaiskaart).
  • Pagina 180 OORDENLIJST Actief Zie Normaal/Actief/Sabotage/Geblokkeerd Actievlaggen Een signaal dat geactiveerd wordt door een ingangstoestand, systeemstatus, storing, deurcommando (op deuren 1-16) of shuntconditie. Het doel van een actievlag is het activeren van een uitgang. Alarm De toestand van een systeem wanneer een op een ingang aangesloten detector wordt verstoord, terwijl het gebied een status heeft waarin zo’n verstoring gesignaleerd moet worden.
  • Pagina 181 Gebruiker Iedereen die gebruik maakt van het ADVISOR MASTER systeem. Gebruikers worden geïdentificeerd in het ADVISOR MASTER systeem door een unieke pincode of kaart . Gebruikersinterface (GI) Het codebediendeel of lezer van de gebruiker voor het bedienen van voor gebieden en deuren.
  • Pagina 182 Iemand heeft wellicht getracht de beveiligapparatuur te saboteren. Overbrugd: De ingang is overbrugd, zodat die geen veilige of verstoorde status kan weergeven. De ingang is hiermee geïsoleerd van het systeem. Online/offline Operationeel/Niet-operationeel Een apparaat kan offline zijn ten gevolge van een storing in het apparaat zelf of omdat de verbinding met het controlepaneel verbroken is.
  • Pagina 183 Passieve infrarood-detector. Een beveiligingsapparaat voor de detectie van indringers in een bepaald deel van een gebied of pand. De technologie is gebaseerd op infrarood-detectie. Pollen Er worden voortdurend boodschappen verstuurd door het ADVISOR MASTER controlepaneel naar DI’s en gebruikersinterfaces. Pollen maakt het mogelijk voor een remote apparaat data te verzenden naar het controlepaneel Sabotage Een situatie waarin een ingang, een gebruikersinterface, een controlepaneel,...
  • Pagina 184 NDEX 4-deurs DI database bediening van alarmgroeprestrictie met tijdelijk instellen type DI, 54, 55 uitschakelen en inschakelen/herstellen., 106 Aangepast LCD-bericht, 138 bediening van alarmgroeprestrictie met tijdelijke Aangepaste tekst op LCD, 138 uitschakeling, 105 Accutest, 136 beperken tot herstellen, 60 begintijd, 136 bij gebruik van kaarten, 49 frequentie, 136 combinatie toegangscontrole en alarmcontrole, 75...
  • Pagina 185 standaardwaarden voor alarmgroepen, 57 Camera tijdelijk uitschakelen, 56 afzetten met 0[ENTER], 78 tijdzone, 65 film minimaal niveau, 73 tijdzones, 56 film op, 73 toegang tot paneel via kiesmodem, 61 Camera camera looptijd, 69 toekennen van een alarmgroep aan een gebruiker, Communicatie-opties, 89 doormelding blokkeringen, 94 toewijzen aan gebruikersinterfaces, 47...
  • Pagina 186 tonen geshunte ingangen, 50 koppelgebieden, 117 uitgangcontroller, 48 naam en nummer, 40 DI database toegewezen aan alarmgroepen, 58 actievlag DI off line, 140 toewijzen aan alarmgroep, 65 actievlag geblokkeerd DI, 140 Gebieden database, 40 bekijken van pollfouten, 125 A&B doormelden (ACPO), 45 programmeren 4-deurs/4-lift DI’s, 128 actievlag camera, 43 DI Database, 54...
  • Pagina 187 Geforceerd uitschakelen, 61 shunt starten met commando Deur openen, 121 Gemeenschappelijk gebied shuntactievlag, 121 ingangen, 32 shunttijdnummer, 120 programmeren, 32 shuntwaarschuwing actievlag, 121 Getimede uitsluiting bij foutieve codes, 54 Ingangstype GI. See Remote arming stations in-/uitgeschakeld, 19 GI’s in-/uitlooptijd, 19 programmeren 1-deurs GI, 128 programmeren, 19 Herstel alarm...
  • Pagina 188 Openen deuren. See door Control instellen type DI, 54, 55 Overbruggen Standaardinstellingen, 104 automatisch overbrugging verbreken bij Storingen tussen ATS en aangesloten apparaten uitschakeling., 76 detectie van nummer, 125 ingangen shunten, 120 Systeemactievlaggen mogelijk maken overbruggen ingang, 31 actievlag alle gebieden ingeschakeld, 141 uitschakelen automatisch uitzetten overbrugging, 59 actievlag bediendeel zoemer, 141 PIN-code...
  • Pagina 189 Telefoonnummer programmeren tijdzone, 124 computer, 131 toewijzen van uitgang voor volgen, 124 MSN, 89 Tijdzones, 102 onderhoud, 132 alarmgroepen, 56 PABX nummer, 89 automatisch in-/uitschakelen, 113 particuliere alarmcentrales, 92 beschikbaar voor 4-deurs/4-lift DI’s, 124 terugbellen, 131 gebied buiten werktijd, 44 Test option harde tijdzones, 102 list of test types, 33, 34...
  • Pagina 190 ROGRAMMEEROVERZICHT Menu 19 Legend Eenvoudig/Uitgebreid Menu Eenvoudig menu * - Uitgebreid Uitgebreid menu 1. Ingangen database 1. Ingangsnummer 1. Ingangsnaam 2. Ingangstype 3. Doormelden van ingang 4. Doormelden alarm naar PA 1 5. Doormelden alarm naar PA 2 6. Doormelden alarm naar PA 3 7.
  • Pagina 191 1. Gebiedsnaam 2. Gebieden database 1. Selecteren van het te programmeren gebied 2. Inlooptijd 3. Uitlooptijd 4. Externe sirene-actievlag 5. Interne sirene-actievlag 6. Actievlag verstoord gebied 7. Actievlag geblokkeerd 8. Actievlag voor overbrugging 9. Actievlag ingeschakeld alarm 10. Actievlag uitgeschakeld alarm 11.
  • Pagina 192 5. Alarmgroep 1. Nummer 1. Naam 2. Gebieden 3. Gebruikers alarmgroep 4. Alarmsysteemcontrole 5. Lijst van gebieden 6. Bediendeel onder dwang 7. Afzetten systeemalarm Indien overgeslagen 8. Uitschakelen auto blokkeren 9. Alleen inschakelen en afzetten 10. Alleen uitschakelen 11. Alleen alarm afzetten 12.
  • Pagina 193 28. Uitbreiding van ingang gemonteerd 7. Systeemopties 1. Gebieden geselecteerd voor totale uitschakeling 29. Blokkeren sabotage indien ingang geblokkeerd 2. Film laag niveau 30. Doormelden meerdere alarmen bij ingang 3. Film op 31. Afzetten meerdere alarmen altijd doormelden 4. Testmodus 32.
  • Pagina 194 10. Programmeren teksten 1. Programmeren bibliotheekteksten 11. Versienummer 1. Selecteren van apparaat waar info moet komen 12. Lamptest 13. Tijdzones 1. Selecteren tijdzones 1. Invoeren begintijd: uren 2. Invoeren begintijd: minuten 14. Herstellen standaardwaarden 1. Selecteren standaardopties 3. Invoeren eindtijd: uren 4.
  • Pagina 195 22. Tijdzone voor volgen output 1. Selecteren tijdzone 1. Toewijzen van de te volgen output 23. Pollfouten 1. Selecteren van type apparaat 1. Tonen downloadstatus 24. Downloaden naar remote unit 1. Selecteren downloadoptie 2. Alles downloaden 25. Tonen van kaart 26.
  • Pagina 196 32. Gebruikersboodschap op LCD 33. Programmeren volgende onderhoudsbeurt 1. Onderhoudsdatum 2. Onderhoudsboodschap 34. Systeem actievlaggen 1. Actievlag netspanningsuitval 15. Niet gebruikt 2. Actievlag accu laag 16. Niet gebruikt 3. Actievlag zekering defect 17. Kiezer is aktief. 4. Actievlag sabotage 18. Externe sirene test. 5.
  • Pagina 197 Rapportage dwangcode 00-99 (96) Rapportage remote log-in 00-99 (97) Rapportage film op 00-99 (Dis) Rapportage programmeermodus00-99 (98) Uitschakelen na alarm 00-99 (Dis) Invoer geïsoleerd 00-99 (99) Invoerfout 00-99 (99) Handmatige test 00-99 (Dis) Niet gebruikt 51. Installateurreset Meldcode Spraakbericht nr.