30
tot 125°C. Indien er geen waarde gedefinieerd is, dan wordt de temperatuur
drempelwaarde niet gecontroleerd.
H Drempelwaarde – de boven drempel temperatuur voor de sensor. Indien de temperatuur
boven de ingestelde waarde komt (plus de tolerantie) dan zal de module een
drempelwaarde overschrijding registreren. U kunt temperaturen programmeren van -55°C
tot 125°C. Indien er geen waarde gedefinieerd is, dan wordt de temperatuur
drempelwaarde niet gecontroleerd.
Tolerantie – de waarde waardoor de respons van de module wordt vertraagd. De module zal
een drempelwaarde overschrijding registreren als de temperatuur onder de L
drempelwaarde komt, min de tolerantie of boven de H drempelwaarde komt, plus de
tolerantie. De module zal een herstel registreren als de temperatuur boven de L
drempelwaarde komt, plus de tolerantie of onder de H drempelwaarde komt, min de
tolerantie.
Correctie – de waarde waarmee de sensor gemeten temperatuur wordt gecorrigeerd door
de module. U kunt elke waarde programmeren van -55°C tot 125°C. De positieve waarde
wordt toegevoegd aan en de negatieve wordt afgetrokken van de gemeten temperatuur.
Knoppen
– klik om de positie van de sensor in de lijst te wijzigen.
/
Sensoren identificeren – klik om de identificatie functie te starten voor sensoren die op de
bus aangesloten zijn. Tijdens het uitvoeren van de functie zal de module de ID nummers
van de sensoren uitlezen. De sensor ID nummers zullen in het "Sensor ID" veld worden
weergegeven.
Indien sensoren zonder indicatie op de bus aangesloten moeten worden, sluit ze dan
één voor één aan en voer elke keer de identificatie functie uit. Op deze manier is het
mogelijk de sensoren zelf te omschrijven.
De sensor wordt alleen ondersteund door de module na het uitvoeren van de
identificatie functie.
Wis – klik om de geselecteerde sensor te verwijderen.
Alles wissen – klik om alle sensoren te verwijderen.
6.7
Uitgangen
6.7.1
Bediening
Uitgang inactief. Klik om de uitgang te activeren.
Uitgang actief. Klik om de uitgang te deactiveren.
De knoppen worden weergegeven indien het programma verbonden is met de module.
6.7.2
Instellingen
– klik om de tabel opties weer te geven. Met deze opties kunt u de geselecteerde
kolommen in de tabel verbergen / weergeven en de kolommen aanpassen aan de inhoud
of aan de breedte van het venster.
Naam – individuele naam van de uitgang (tot 16 karakters).
Bedrijfstijd – de tijd voor hoelang de uitgang actief dient te zijn. Als u "0" invoert blijft de
uitgang in dezelfde staat totdat deze wordt gedeactiveerd door de gebruiker.
Opties
Pulserend – indien de optie ingeschakeld is pulseert de uitgang indien deze actief is.
De optie is niet van toepassing op relais uitgangen.
GPRS-A
SATEL