Inhoudsopgave
Advertenties
1.15 BUITENTEMPERATUURSENSOR (OPTIONEEL)
In de externe groep zit standaard een externe sonde die als externe sonde van de warmtepomp kan worden gebruikt.
Indien de externe groep is opgesteld in een zone die niet geschikt is om de temperatuur te lezen, is het aanbevolen om een extra externe
sonde te gebruiken (Afb. 10) die als optionele kit beschikbaar is.
Raadpleeg het betreffende instructieblad voor de plaatsing van de externe sonde.
Voor de juiste werking van de optionele sonde moet deze worden aangesloten op de daarvoor voorziene plaats (Afb. 9) en vervolgens
worden ingeschakeld (Parag. 3.9).
Nadat de sonde is ingeschakeld, moet u de spanning van het toestel halen en weer inschakelen.
Met behulp van de externe sensor kunt u automatisch de aanvoertemperatuur van het systeem in functie van de buitentemperatuur in-
stellen, zodat u de verwarming of de koeling geleverd door het systeem kunt aanpassen.
De aanvoertemperatuur wordt bepaald door de instelling van het menu "Warmteregeling" en door het menu "Gebruiker" voor de offset-
waarden, volgens de curven voorgesteld in het diagram (Par. 1.16).
Indien de installatie in twee of drie zones is onderverdeeld, wordt de aanvoertemperatuur berekend op basis van de zone met de
hoogste temperatuur tijdens de verwarmingsfase, en met de laagste temperatuur tijdens de koelfase.
De externe sonde moet elektrisch worden aangesloten op de klemmen 38 en 39 op het klemmenbord dat zich in het bedieningspaneel van
de interne groep bevindt (Afb. 9).
In geval van storing wordt, nadat u de spanning van het toestel hebt gehaald en weer in hebt geschakeld, de buitentemperatuur automa-
tisch gedetecteerd door de op de externe groep aanwezige externe sensor.
24
10
Advertenties
Inhoudsopgave
