12.2.3.1
Parameters voor de detectoren
De tabel geeft de mogelijke parameters weer die de verschillende detectoren gemeen
hebben. De aanvullende specifieke parameters van een detectortype worden weergegeven in
de handleiding van de detector.
Parameter
Etiket
Uitsluitingen
Controle
Vertraging (2)
De onderstreepte waarden zijn de fabriekswaarden.
(1) Frequenties die anders zijn dan 15 minuten voldoen niet aan de norm 50131-6 par. 4.5.1.
2) De programmeringen met een andere vertragingstijd dan 0, voldoen niet aan de normen EN 50131-1 en EN
50131-3.
(3) Latere wijzigingen aan de parameters buiten dit bereik worden opgeslagen op het bedieningspaneel en
doorgegeven aan de detector bij de eerst mogelijke verzending: dit wordt gemeld via een klein pictogram
rechtsboven in het display.
2 CS M60 07 31 D09 01
Betekenis
Dient om de detector beter te identificeren. Het is raadzaam
om een beschrijvende en unieke naam te gebruiken,
bijvoorbeeld KEUKEN, HUISKAMER, BADKAMER, PORTIEK enz.
Sluit de detector uit (het bedieningspaneel negeert zijn
alarmsignalen), maar behoudt de configuratie. Komt overeen
met de isolatiefunctie zoals bepaald door de norm EN 50131-
1.
Selecteert de frequentie waarmee het bedieningspaneel
controleert of de detector werkt.
Vertragingstijd tussen de inschakeling van het alarmsysteem
en de activering van de alarmen bij het verlaten van de
beveiligde ruimten of de vertragingstijd tussen de detectie
van een inbraak en het alarmsignaal bij het betreden van een
beveiligde ruimte. Hiermee kunt u de beveiligde ruimten
verlaten nadat u het alarm via een bedieningsapparaat hebt
ingeschakeld zonder een melding te activeren of de
beschermde ruimten te betreden en het alarmsysteem dat
erin is geplaatst uit te schakelen. De vertragingstijd mag
alleen worden toegepast op detectoren die op de weg tussen
de ingang (deur, rolluik enz.) en het bedieningsapparaat
geplaatst zijn.
De toegepaste vertragingstijd bij het verlaten komt overeen
met de grootste waarde binnen een enkele zone, als op
meerdere sensoren diverse waarden zijn ingesteld. Bij het
binnenkomen wordt de tijd toegepast die is ingesteld op de
sensor die het inbraakalarm geeft. Na de activering van het
alarm wordt de icoon
rechtsboven op het display
weergegeven gedurende de tijd die voor het verlaten is
ingesteld, als een of meer vertraagde sensoren aanwezig zijn.
B US CH -/ABB -S ECUR E@HOM E
Toegestane waarden
Alfanumerieke tekens, max.
lengte 16 tekens.
JA, NEE
NEE, 15, 45 (1)
NEE, 15, 30, 60, 90. Met Nee
wordt het alarmsignaal
onmiddellijk afgegeven.
(2)
5 0/ 74