Inbedrijfstelling
6
Algemene aanwijzingen
6
Inbedrijfstelling
6.1
Algemene aanwijzingen
6.2
Vóór de inbedrijfstelling
6.3
Motoren met versterkte lagering
54
Technische handleiding – Draaistroommotoren
LET OP
Het aangegeven maximale grenskoppel (M
mogen niet worden overschreden, ook niet bij acceleratieprocessen.
Mogelijke beschadiging van het aandrijfsysteem.
•
Begrens de maximale stroomsterkte op de regelaar.
AANWIJZING
Begrens op de regelaar het maximale toerental. Aanwijzingen voor de procedure
staat in de documentatie van de regelaar vermeld.
Controleer voor inbedrijfstelling de volgende punten:
•
De aandrijving is onbeschadigd en niet geblokkeerd.
•
Eventueel aanwezige transportbeveiligingen zijn verwijderd.
•
Na een langere opslagtijd dan 9 maanden worden de maatregelen conform hoofd-
stuk "Voorbereiding na een langere opslag" (→ 2 23) uitgevoerd.
•
Alle aansluitingen zijn correct uitgevoerd.
•
De draairichting van de motor/motorreductor is juist
– Motor rechtsom: U, V, W (T1, T2, T3) naar L1, L2, L3
•
Alle beschermkappen zijn correct geïnstalleerd.
•
Alle motorbeveiligingen zijn actief en op de nominale motorstroomsterkte inge-
steld.
•
Er zijn geen andere gevaren aanwezig.
•
Losse elementen zoals spieën zijn op een juiste manier geborgd.
LET OP
Beschadiging van de lagers door ontoelaatbare verwarming van de lagers van de
motor.
Lagerbeschadiging.
•
Gebruik de cilinderrollagers niet zonder dat hier radiale krachten op worden uit-
geoefend.
) en de maximale stroomsterkte (I
pk
)
max