A
B
Zorg ervoor dat u het middelste ruitje
correct in de uitsparingen plaatst.
10.8 Het lampje vervangen
Leg een doek op de bodem van de
binnenkant van het apparaat. Dit
11. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
11.1 Problemen oplossen
Probleem
U kunt de oven niet inscha-
kelen of bedienen.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
C
Mogelijke oorzaak
De oven is niet aangesloten
op een elektriciteitsnet of is
niet goed geïnstalleerd.
De oven is uitgeschakeld.
De klok is niet ingesteld.
De benodigde kookstanden
zijn niet ingesteld.
De automatische uitschake-
ling is actief.
voorkomt schade aan het afdekglas en
de ovenruimte.
WAARSCHUWING!
Gevaar voor elektrocutie!
Maak de zekering los
voordat u de lamp vervangt.
De lamp en het afdekglas
kunnen heet zijn.
LET OP!
Houd de halogeenlamp
altijd met een doek vast om
te voorkomen dat er
vetrestjes op de ovenlamp
verbranden.
1. Schakel het apparaat uit.
2. Verwijder de zekeringen in de
zekeringenkast, of schakel de
A
stroomonderbreker uit.
B
Het achterste lampje
C
1. Draai het afdekglas van de lamp naar
rechts en verwijder het.
2. Reinig het afdekglas.
3. Vervang de lamp door een geschikte
300 °C hittebestendige lamp.
4. Plaats het afdekglas terug.
NEDERLANDS
Oplossing
Controleer of de oven goed
is aangesloten op het elek-
triciteitsnet (zie het aansluit-
diagram indien beschikbaar).
Schakel de oven in.
Stel de klok in.
Zorg ervoor dat de instellin-
gen juist zijn.
Raadpleeg "Automatisch
uitschakelen".
37