Problemen oplossen
Bericht
100_ROTARY V STOP:ON
(draaiventiel gestopt:aan)
101_ROTARY V STOP:OFF
(draaiventiel gestopt:uit)
102_OZONE GEN FAULT (fout
ozongen)
103_OZONE FAN FAULT (fout
ozonventilator)
107_COOLER FAULT (koeler
defect)
24
Tabel 3 Systeemwaarschuwingen (vervolg)
Beschrijving
De roterende klep is gestopt met de
rotatiesensor ingeschakeld
(sensorsignaal 1). De sensor werkt
niet naar behoren omdat wordt
aangegeven dat deze doorlopend
ingeschakeld is (sensorsignaal 1).
De roterende klep is gestopt met de
rotatiesensor uitgeschakeld
(sensorsignaal 0). De sensor werkt
niet naar behoren omdat wordt
aangegeven dat deze doorlopend
uitgeschakeld is (sensorsignaal 0).
De stroom door de ozongenerator is
gedurende meer dan 5 seconden
gedaald tot minder dan 0,2 A.
De spanning op de ventilator van de
ozongenerator is gedurende meer
dan 5 seconden gedaald tot minder
dan 1,5 V (of gestegen tot meer dan
3,5 V).
Opmerking: De ventilator van de
ozongenerator is een optionele
component.
De stroom door de koeler is
gedurende meer dan 5 seconden
gedaald tot minder dan 0,1 A.
Oorzaak en oplossing
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) >
DIAGNOSTICS (diagnostiek) > SIMULATE
(simuleren) > MFC. Stel het MFC in op 20 L/u.
Controleer de rotatie van de roterende klep.
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) >
DIAGNOSTICS (diagnose) > O2-CTRL STATUS
(status O2-regeling).MAINTENANCE
(onderhoud)DIAGNOSTICS (diagnostiek)O2-CTRL
STATUS (O2-controlestatus) Controleer de signalen
van de roterende klep (1 = aan, 0 = uit) terwijl de
klep draait.
Vervang de roterende klep voor de
zuurstofconcentrator. Zie
Reserveonderdelen en
accessoires
op pagina 47.
Als de waarschuwing verdwijnt, brandt de groene
led (stappenregeling) op de printplaat voor zuurstof.
Controleer zekering 4 (F4) op het moederbord.
Vervang de zekering als deze is doorgebrand.
Raadpleeg
Een zekering vervangen
Zorg ervoor dat de zekering volledig in de
zekeringhouder zit.
Druk op de resetknop op het moederbord.
Schakel de stroom naar de analyser uit, wacht
30 seconden en schakel de analyser vervolgens in.
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) >
DIAGNOSTICS (diagnostiek) > SIMULATE
(simuleren) > OZONE GENERATOR
(ozongenerator). Controleer de stroom van de
ozongenerator, die tussen 0,35 A en 0,55 A moet
liggen.
Controleer de werking van de ventilator in de
ozongenerator.
Controleer de bedrading op klemmen N01 en
N03 op de plaat van de ozongenerator.
Controleer zekering 3 (F3) op het moederbord.
Vervang de zekering als deze is doorgebrand. Zie
Een zekering vervangen
op pagina 7. Zorg ervoor
dat de zekering volledig in de zekeringhouder zit.
Controleer de bedrading van de koeler op het
groene klemmenblok. Controleer de bedrading
tussen de koeler en de aansluitplaat
(81204370_xx.).
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) >
DIAGNOSTICS (diagnostiek) > SIMULATE
(simuleren) > COOLER (koeler). Stel de koeler in op
100%. Controleer of de spanning op het
peltierelement van de koeler 10 V is. Als dit niet het
geval is, gebruikt u de koelerkit om de
koelerventilator en het peltierelement te vervangen.
Zie
Reserveonderdelen en accessoires
op pagina 47.
op pagina 7.