INsTAllATIE
Ingebruikname
12.2 Eerste ingebruikname
12.2.1 De stooklijn instellen
Het rendement van een warmtepomp neemt af naarmate de aan-
voertemperatuur stijgt. Daarom dient u de stooklijn nauwkeurig
in te stellen. Als de stooklijn te hoog wordt ingesteld, sluiten de
zone- of thermostatische kranen, zodat het vereiste minimale de-
biet in het verwarmingscircuit eventueel niet kan worden gehaald.
f Houd rekening met de bedienings- en installatiehandleiding
f
van de WPM.
Aan de hand van de volgende procedure kunt u de stooklijn correct
instellen:
- Thermostatische kraan/kranen of zonekraan/-kranen in een
referentieruimte (bijv. de woonkamer of de badkamer) volle-
dig openen.
Het is aan te bevelen geen thermostatische kranen of
zonekranen te monteren in de referentieruimte. Regel
voor deze ruimtes de temperatuur met behulp van een
afstandsbediening.
- Pas bij verschillende buitentemperaturen (bv. –10 °C en
+10 °C) de stooklijn zo aan dat de gewenste temperatuur in
de referentieruimte wordt behaald.
Richtwaarden voor het begin:
Parameters
Vloerverwarming
Stooklijn
0,4
Regeldynamiek
5
Kamertemperatuur
20 °C
Als de kamertemperatuur in het overgangsseizoen (ca. 10 °C bui-
tentemperatuur) te laag is, moet u in het menu van de warmte-
pompmanager bij INSTELLINGEN/VERWARMEN/VERWARMINGS-
CIRCUIT de parameter "COMFORT TEMPERATUUR" verhogen.
Aanwijzing
Wanneer er geen afstandsbediening is geïnstalleerd, leidt
een verhoging van de parameter "COMFORT TEMPERA-
TUUR" tot een parallelle verschuiving van de stooklijn.
Als de kamertemperatuur bij lage buitentemperaturen te laag is,
moet de parameter "STIJGING VERWARMINGSCURVE" worden
verhoogd.
Wanneer u de parameter "STIJGING VERWARMINGSCURVE" hebt
verhoogd, moet u bij hogere buitentemperaturen de zoneklep of
de thermostaatklep in de referentieruimte op de gewenste tem-
peratuur instellen.
Materiële schade
!
Verlaag de temperatuur in het volledige gebouw niet
door alle zonekranen of thermostatische kranen dicht te
draaien, maar door gebruik te maken van de verlagings-
programma's.
Als alles correct is uitgevoerd, kunt u het systeem opwarmen tot
de maximale bedrijfstemperatuur en nogmaals ontluchten.
Materiële schade
!
Let bij vloerverwarmingen op de maximaal toegelaten
temperatuur voor de vloerverwarming.
www.stiebel-eltron.com
12.2.2 Overige instellingen
f Neem voor de werking met en zonder buffervat de info in de
f
Bij gebruik van het opwarmprogramma
Bij gebruik van het opwarmprogramma moeten op de WPM de
volgende instellingen worden uitgevoerd:
f Stel eerst de parameter "BIVALENTIETEMPERATUUR HZG" in
f
f Stel vervolgens de parameter "OND WERKINGSGEBIED HZG"
f
12.3 Bediening en werking
Radiatorverwarming
0,8
15
20 °C
12.4 Buiten bedrijf stellen
Als de installatie buiten werking moet gesteld worden, zet u de
WPM op stand-by. De veiligheidsfuncties voor de bescherming
van de installatie blijven op die manier verzekerd (bijv. vorstbe-
scherming).
handleiding van de WPM en de parameter BUFFERWERKING
in menu INSTELLINGEN/VERWARMEN/BASISINSTELLING in
acht.
op 30 °C.
in op 30 °C.
Aanwijzing
Na het opwarmen moet u de parameters "BIVALENTIE-
TEMPERATUUR HZG" en "OND WERKINGSGEBIED HZG"
opnieuw instellen op de standaardwaarden of de instal-
latiewaarden.
Materiële schade
!
De voeding van de warmtepomp mag ook buiten de
verwarmingsperiode niet worden onderbroken. Wordt
deze wel onderbroken, dan is de vorstbescherming van
de installatie niet langer gegarandeerd.
De warmtepomp wordt door de warmtepompmanager
automatisch naar het zomer- of winterbedrijf geschakeld.
Materiële schade
!
Maak de installatie aan de waterzijde leeg, terwijl de
warmtepomp volledig uitgeschakeld is en wanneer er
vorstgevaar bestaat.
WPL 10 AC | WPL 10 ACS |
21