INsTAllATIE
Montage
1
2
1 Aanvoerleiding verwarmingscircuit
2 Retourleiding verwarmingscircuit
f Sluit de warmtepomp aan op het verwarmingscircuit. Let op
f
de dichtheid.
10.5 Zuurstofdiffusie
Materiële schade
!
Vermijd open verwarmingsinstallaties. Gebruik bij vloer-
verwarmingen met kunststofleidingen zuurstofdiffusie-
dichte leidingen.
Bij vloerverwarmingen met niet-zuurstofdiffusiedichte kunststof-
leidingen of open verwarmingsinstallaties kan door zuurstofdiffu-
sie corrosie optreden aan de stalen delen van de verwarmingsin-
stallatie (bijv. aan de warmtewisselaar van de warmwaterboiler,
aan buffervaten, stalen verwarmingselementen of stalen buizen).
f Scheid bij zuurstofdoorlatende verwarmingssystemen het
f
verwarmingssysteem tussen verwarmingscircuit en buffervat.
Materiële schade
!
De corrosieproducten (bijv. roestslib) kunnen neerslaan
in de componenten van de verwarmingsinstallatie en
door vernauwing van de doorsnede de capaciteit van de
installatie beïnvloeden of storingen veroorzaken die lei-
den tot het uitvallen van de installatie.
10.6 Verwarmingsinstallatie vullen
10.6.1 Watereigenschappen
Voordat de installatie gevuld wordt, moet er een analyse van het
vulwater voorhanden zijn. Deze kan bijvoorbeeld opgevraagd wor-
den bij de bevoegde watermaatschappij.
Materiële schade
!
Om schade door steenvorming te voorkomen, moet het
vulwater eventueel voorbehandeld worden (ontharding of
ontzouting). De in het hoofdstuk "Technische gegevens /
Gegevenstabel" vermelde grenswaarden voor het vulwa-
ter moeten absoluut nageleefd worden.
f Controleer deze grenswaarden 8 - 12 weken na de
f
ingebruikname, telkens na het bijvullen evenals tij-
dens het jaarlijkse onderhoud van de installatie.
Aanwijzing
Bij een geleidbaarheid van > 1000 µS/cm is waterbehan-
deling door ontzouting het meest geschikt om corrosie
te vermijden.
12
| WPL 10 AC | WPL 10 ACS
Aanwijzing
Wanneer u het vulwater behandelt met inhibitoren of
additieven, gelden dezelfde grenswaarden als bij ont-
zouting.
Aanwijzing
Geschikte toestellen voor ontharden en voor het vullen en
spoelen van verwarmingsinstallaties zijn via de handel
verkrijgbaar.
10.6.2 Verwarmingsinstallatie ontluchten
f Ontlucht het leidingsysteem zorgvuldig. Bedien daarvoor
f
het ontluchtingsventiel dat in de warmtepomp in de verwar-
mingsaanvoer is ingebouwd.
10.7 Minimaal debiet
Het minimale debiet en de ontdooi-energie moeten altijd gewaar-
borgd worden (zie hoofdstuk "Technische gegevens / Gevensta-
bel").
10.8 Debiet verwarmingszijde instellen
Aanwijzing
In combinatie met een hydraulische module of integrale
boiler kan het debiet op de warmtepompmanager afgele-
zen en ingesteld worden. Let erop dat het debiet indirect
via het vermogen van de gebruikte pomp ingesteld wordt.
f Lees het debiet in het menu van de warmtepomp-
f
manager "INFO/VERWARMEN/DEBIET" of "INFO/
WARM WATER/DEBIET" af.
f Stel het debiet in het menu van de warmtepompma-
f
nager "INGEBRUIKNAME/VERWARMEN/VERMOGEN
VERW CIRCUITPOMP" of "INGEBRUIKNAME/WARM
WATER/VERMOGEN WARMWATERPOMP" in.
Het toestel is zo ontworpen dat voor de hydraulische ontkoppeling
van de debieten in het warmtepompcircuit en in het verwarmings-
circuit in combinatie met oppervlakteverwarmingssystemen geen
buffervat nodig is.
Voor een installatie met meerdere verwarmingscircuits adviseren
wij een buffervat te gebruiken.
Het minimumdebiet wordt ingesteld aan de hand van het tempe-
ratuurverschil van het verwarmingssysteem.
Stel de verwarmingscircuitpomp zo in dat het maximale tempe-
ratuurverschil hoogstens wordt bereikt, maar niet wordt over-
schreden.
De instelling van het debiet gebeurt in de warmtepompmodus.
Daarvoor moeten eerst de volgende instellingen uitgevoerd wor-
den:
f Schakel de zekering van de elektrische nood-/bijverwarming
f
tijdelijk uit om de nood-/bijverwarming spanningsvrij te
schakelen. Als alternatief kunt u ook de tweede warmtegene-
rator uitschakelen.
f Gebruik het toestel in de verwarmingswerking.
f
www.stiebel-eltron.com