2.10 Elektrische aansluiting
Het verwarmingselement moet bij
de WPW onder alle omstandigheden
aangesloten worden.
De elektrische aansluiting moet bij het
verantwoordelijke energiebedrijf aangemeld
worden. De aansluitwerkzaamheden
mogen alleen door een erkende installateur
overeenkomstig deze instructies uitgevoerd
worden!
Het toestel voor het begin van de
werkzaamheden op de schakelkast
spanningsvrij schakelen.
Neem VDE 0100 en de voorschriften van het
plaatselijke energiebedrijf in acht.
De WPW moet m.b.v. een extra voorziening
over een minimale afstand van 3 mm alpolig
van het net kunnen worden losgekoppeld.
Hiervoor kunnen veiligheidsschakelaars,
functieschakelaars, zekeringen etc. gebruikt
worden, die aan de installatiezijde aangebracht
moeten worden.
De aansluitklemmen bevinden zich in de
schakelkast (afb. 9) van de WPW en zijn
na verwijdering van de voorkap (afb. 3)
toegankelijk. Bij de verwijdering van de
voorkap dient men erop te letten, dat er geen
scheurtjes ontstaan in de leidingen die de
warmtepompmanager met de schakelkast
verbinden. Om het toestel elektrisch te kunnen
aansluiten, moet alleen nog het deksel (afb. 3)
gedemonteerd worden.
Bij het aanbrengen van de voorkap moet, zoals
in afb. 4 weergegeven, de bevestigingsstrip met
de bijbehorende schroeven en tandschijven
(in de extra verpakking) gemonteerd worden.
Alle aansluitleidingen en de voelerleidingen
moeten door de speciale doorvoeren in de
achterwand geleid worden (pos. 7 in afb. 5).
De compressor mag uitsluitend in
één draairichting lopen. Wanneer
bij het starten van de compressor op het
display van de WPMiw de storingsmelding
Geen vermogen verschijnt, dient u de rich-
ting van het draaiveld te wijzigen door twee
fasen te verwisselen.
Nadat alle electrische verbindingen zijn
gemaakt, kan de aansluitstrip (X3) afgedekt en
verzekerd worden (Afb. 9).
Aansluitvermogen van de bijverwarming,
Op de sticker onder het typeplaatje moet het
hokje van het betreffende
vermogen worden gemarkeerd.
22
2.9.5.10 Voelermontage
De temperatuurvoelers zijn van beslissende
invloed op het functioneren van de
verwarmingsinstallatie. Daarom dient er op
een correcte zitting en goede isolering van de
voelers gelet te worden.
Buitenvoeler AFS 2 (in de extra verpakking)
Breng de buitenvoeler
op een noordelijke of
noordoostelijke wand aan.
Minimale afstanden: 2,5 m
van de grond, 1 m zijwaarts
van ramen en deuren. De
buitentemperatuurvoeler
dient weerbestendig,
onbeschermd en niet boven
ramen, deuren en luchtkokers aangebracht en
niet direct aan zonlicht blootgesteld te worden.
De buitentemperatuurvoeler dient op de klem
X2/6(T (A)) en het Groundklemblok X26 van de
WPW aangesloten te worden.
Montage:
Deksel verwijderen, onderste gedeelte met
meegeleverde schroef bevestigen, leiding
inbrengen en aansluiten, deksel plaatsen en
hoorbaar inklikken.
Aanlegvoeler AVF 6 (bestelnr.: 165341)
Deze voeler is nodig
bij het gebruik
van een tweede
warmtebron of van
een mengcircuit.
Montageaanwijzing:
buis goed
schoonmaken,
warmtegeleidingspasta aanbrengen. Voeler
met spanband bevestigen.
PTC Dompelvoeler TF 6A
(bestelnr.: 165342)
De dompelvoeler is nodig
als er met de WPW water
verwarmd moet worden. De
voeler dient in de dompelbuis
van de warmwaterboiler
gestoken worden.
Diameter: 6 mm
Lengte 1 m
Weerstandswaarden PTC voeler
De in de WPW ingebouwde voelers (retour-,
aanvoer- en brontemperatuurvoelers), de
buitenvoeler AFS 2, de aanlegvoeler AVF 6 en
de PTC-dompelvoeler TF 6A hebben allemaal
dezelfde weerstandswaarden.
Wederstand in :
Temperatuur in °C
– 20
– 10
0
10
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
1367
1495
1630
1772
1922
2000
2080
2245
2417
2597
2785
2980
3182
3392