Montage
5.1 Montage voorbereiden
De volgende voorbereidende stappen
uitvoeren:
Î Als het ventiel en de aandrijving al zon-
der handbediening gemonteerd zijn,
aandrijving demonteren. Zie bijbehoren-
de aandrijvingsdocumentatie.
Î Handbediening op beschadigingen con-
troleren.
Î Controleren of het type, de klepslag, de
stelkracht en de handwieldiameter van
de handbediening overeenkomen met de
aandrijving en het ventiel.
Als ventiel, aandrijving en handbediening
afzonderlijk worden geleverd, dan de com-
ponenten zoals hieronder beschreven monte-
ren.
Î Aanvullende informatie met betrekking
tot de montage, ventiel- en aandrijvings-
documentatie raadplegen.
5.2 Handbediening op ventiel
monteren
5.2.1
Ventiel zonder zekering
tegen verdraaien
Zie Fig. 5
1. Zijdelingse handbediening zo op het juk
(G4) plaatsen dat het handwiel naar de
bedieningszijde wijst. Als oriëntatie dient
de opdruk op het ventielhuis (1).
2. Schroefdraad van de bevestigingsmoer
(G9) met een geschikt smeermiddel in-
strijken.
20
3. Bevestigingsmoer (G9) op de koppe-
lingsmoer (G71) schuiven en aan het juk
(G4) vastschroeven. Op aanhaalmomen-
ten letten.
4. Handwiel in de neutrale stand zetten, zie
hoofdstuk 7.1.
5. Koppelingsmoer (G5) op de klepsteel
zetten, aantrekken en met een geschikt
gereedschap aan de contramoer vastma-
ken. Op aanhaalmomenten letten.
6. Door het handwiel te draaien draad-
stang langzaam naar onderen bewegen,
tot de al voorgemonteerde koppelings-
moer (G71) aan de draadstang tegen de
koppelingsmoer (G5) aan het ventiel ligt.
7. Draadstang en klepsteel met de koppe-
lingshelften (G26/27) verbinden.
Hexagonale schroeven (G29) aantrek-
ken. Op aanhaalmomenten letten.
8. Optioneel kan op de ventielzijde op de
klepsteel een beschermingsbalg (G69)
worden gemonteerd.
EB 8312-2 NL