BEKNOPTE BORDUURHANDLEIDING — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
12. De draadspanning controleren
Controleer het borduurwerk om na te gaan of het met de juiste draadspanning is geborduurd. Als de
draadspanning niet juist is afgesteld, kunnen de steken ongelijkmatig zijn of kunnen er plooien in de stof
komen.
Correcte draadspanning
Aan de achterkant van de stof moet de
spoeldraad zich op ongeveer één derde van de
breedte van de steek bevinden.
1 Bovenkant
2 Achterkant
Als het borduurwerk eruitziet zoals hieronder
wordt weergegeven, is de draadspanning
onjuist. Pas de draadspanning aan.
1 Bovenkant
2 Achterkant
De spanning van de bovendraad is te strak,
waardoor de spoeldraad zichtbaar wordt aan de
bovenkant van de stof.
Draai de spanningsknop losser door deze tegen
de klok in te draaien.
1 Bovenkant
2 Achterkant
De spanning van de bovendraad is te los, zodat
de te losse bovendraad in lussen en plukken aan
de bovenkant van de stof te zien is.
68
Draai de spanningsknop vaster door hem met de
klok mee te draaien.
(Zie "De draadspanning afstellen" op
pagina 122 voor meer informatie over het
aanpassen van de draadspanning.)
Opmerking
In deze beknopte handleiding werd de
draadspanning gecontroleerd nadat het
borduren was voltooid.
Normaalgesproken moet het borduren
tijdelijk worden onderbroken en moet de
draadspanning worden gecontroleerd
nadat de eerste honderd steken van elke
kleur draad met elke naaldstang zijn
geborduurd.
Het borduurwerk kan er anders uitzien
dan verwacht, als gevolg van de dikte van
de stof of het type steunstof dat is gebruikt.
Naai daarom een proeflapje voordat u met
het echte werk begint.
Memo
In de ingebouwde borduurpatronen wordt
een patroon gebruikt om de
draadspanning te controleren. Zie
"Draadspanning van ingebouwde
patronen controleren" op pagina 243 voor
meer informatie.