— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
7
Nadat u de gewenste wijzigingen hebt
doorgevoerd, drukt u op
Het patroonbewerkingsscherm wordt
opnieuw weergegeven.
Als u een herhaalpatroon in afzonderlijke
elementen hebt geknipt, kunt u niet
terugkeren naar het oorspronkelijke
herhaalpatroon.
U kunt elk element afzonderlijk bewerken
in het bewerkscherm. Zie "Het patroon
selecteren dat moet worden bewerkt" op
pagina 182.
Draadmarkeringen toekennen
Door draadmarkeringen te naaien kunt u
gemakkelijk patronen uitlijnen wanneer u een
reeks patronen naait. Wanneer u een patroon
hebt voltooid, wordt met het laatste stukje draad
een draadmarkering in de vorm van een pijl
genaaid. Wanneer u een reeks patronen naait,
positioneert u de daarna te naaien ontwerpen
aan de hand van de punt van die pijl.
Wanneer u afzonderlijke patronen
herhaald naait, kunt u alleen
draadmarkeringen naaien rond de omtrek
van het patroon.
1
Druk op
2
Druk op
Opmerking
Memo
.
.
3
Druk op
.
u wilt naaien te selecteren.
1 Druk op deze toets om de
4
Druk op
Het borduurpatroon bewerken (Patroonbewerkingsscherm) 195
om de draadmarkering die
draadmarkeringsinstelling te annuleren.
Memo
Wanneer er twee of meer elementen zijn,
selecteert u met
en
een patroon waaraan u
draadmarkeringen wilt toekennen.
.
Opmerking
Als u het gecombineerde randpatroon
draait in het borduurinstellingenscherm,
wordt de draadmarkering verwijderd.
1
of
en
5