— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
0
Druk op
geven.
a
Druk op de plaatsingstoetsen om het
borduurraam te verplaatsen totdat de
draadmarkering op de stof is uitgelijnd met
het beginpunt in het cameraweergavevenster.
1 Rasterlijnen
2 Draadmarkering op de stof
3 Plaatsingstoetsen
• Druk op
controleren.
Druk op
vergroten. Door de cameraweergave te
vergroten kunt u de naaldpositie van het
patroon goed benaderen door het
borduurraam telkens een stukje te verplaatsen.
om de rasterlijnen weer te
om de borduurpositie te
Memo
om de cameraweergave te
b
Als u de patroonpositie niet kunt uitlijnen
met de plaatsingstoetsen, plaats dan de stof
opnieuw in de ring en lijn de positie
opnieuw uit met de plaatsingstoetsen.
c
Druk hierop
het vorige scherm.
d
Verwijder de draadmarkering.
1
2
e
Druk op
f
Druk op
start/stop-knop om te beginnen met
3
borduren.
Het borduurpatroon bewerken (Patroonbewerkingsscherm) 199
Opmerking
Roteer het patroon niet in het
borduurinstellingenscherm nadat u de
positie van het gecombineerde
randpatroon hebt uitgelijnd. Wanneer u
het patroon roteert in het
borduurinstellingenscherm kunt u het
patroon niet goed uitgelijnd naaien, zelfs
als de draadmarkering en het beginpunt
zijn uitgelijnd in het
cameraweergavevenster.
om terug te keren naar
.
en druk vervolgens op de
5