APPENDIX A. TRANSDUCENTEN
Uw meter kan een brede waaier materialen meten op van diverse metalen tot glas en plastiek. Verschillende
types materiaal hebben nochtans verschillende eigenschappen. De volgende paragrafen benadrukken de
belangrijke eigenschappen van transducenten die moeten worden overwogen bij beoordeling van bepaalde
meetwerken.
De beste meetomstandigheid is wanneer voldoende ultrasone energie in het materiaal verzonden wordt
zodat een sterke en stabiele echo door de meter wordt ontvangen.
Verscheidene factoren beïnvloeden de sterkte van de ultrasonen die zich verplaatsen. Deze worden
hieronder beschreven:
A.1 Initiële signaalsterkte
Hoe sterker het initiële signaal is, hoe sterker zijn terugkeerecho zal zijn. De aanvankelijke signaalsterkte
is grotendeels funktie van de grootte van de ultrasone klankzender in de transducent. Een grote zender zal
meer energie verzenden in het gemeten materiaal dan een kleine. Daarom zal een 6 mm (1/4") transducent
een sterker signaal uitzenden dan een 3 mm (1/8") transducent.
A.2 Absorptie en verspreiding
Ultrasone worden gedeeltelijk geabsorbeerd terwijl ze zich verplaatsen in om het even welk materiaal. Als
de materialen waardoor de ultrasonen reizen om het even welke korrelstructuur hebben, zullen de ultrasoon
golven zich verspreiden. Beide effecten verminderen de sterkte van de golven.
Hogere frequentieultrasone klanken worden meer geabsorbeerd dan lagere frequentie klanken. Daarom
kan het schijnen dat, in elke instantie lagere frequentie transducenten gebruiken beter zou kunnen zijn,
nochtans zijn lage frequenties minder directioneel dan hoge frequenties.
40