6.1 EEN-PUNT CALIBRATIE
Deze procedure vereist een proefstuk van het te meten materiaal waarvan de exacte dikte gekend is,
doordat het bv. op een andere manier gemeten werd.
1. Schakel de meter aan.
1. Stel het nulpunt van de meter in - zie "NULPUNT INSTELLING (probe-zero)" on pagina 17.
2. Plaats koppelmiddel op het proefstaal.
3. Druk de transducent tegen het proefstuk, zorg ervoor dat de transducent vlak tegen de oppervlakte is.
De display moet een (waarschijnlijk incorrecte) diktewaarde aanduiden en bijna alle staven van de
stabiliteitsindicator zouden moeten verlicht zijn.
4. Verwijder de omvormer wanneer een stabiele meting bereikt is.
Herhaal stap 3 en 4 als de dikte op de display verschilt van de waarde op de display terwijl de
transducent in contact was met het proefstuk.
5. Druk op de CAL toets. Het MM (of IN) symbool zou moeten knipperen.
6. Gebruik de UP en DOWN pijl toetsen om de diktewaarde op het scherm aan te passen tot het
overeenstemt met de gekende waarde van het proefstuk.
7. Druk opnieuw op de CAL toets. Het M/s (of IN/µs) symbool zou moeten knipperen. De meter duidt nu
de geluidssnelheid dat berekend is.
8. Druk nogmaals op de CAL toets om de calibratie modus te verlaten.
De meter is nu klaar om te meten.
20