• Het display van het bedieningspaneel dooft wan-
neer de hoofdnetschakelaar wordt uitgezet.
Het luchtfilter en de buitenzijde van het apparaat
reinigen.
• Zorg ervoor dat het luchtfilter, nadat het is gerein-
igd, weer op de oorspronkelijke plaats wordt ter-
uggeplaatst. Meer informatie vindt u in de
paragraaf "ONDERHOUD".
9. GEEN SLECHTE WERKING VAN
DE AIRCONDITIONER
Volgende symptomen duiden niet op een probleem
met de airconditioner.
I. HET SYSTEEM WERKT NIET
• Het systeem start niet onmiddellijk opnieuw
nadat de AAN/UIT-toets is ingedrukt.
Wanneer het BEDRIJFS-lampje brandt, is het
systeem in normale conditie.
Het start niet onmiddellijk omdat een beveiliging
overbelasting van het systeem voorkomt. Na 3
minuten start het systeem weer vanzelf.
• Het systeem wordt niet direct in werking gest-
eld als de TEMPERATUURINSTELLING-toets
in de vorige stand wordt teruggezet nadat de
toets is ingedrukt.
Als de BEDRIJFS-indicator gaat branden, func-
tioneert het systeem normaal.
Het systeem wordt niet direct in werking gesteld
omdat er een beveiliging is geactiveerd om over-
belasting te voorkomen. Het systeem wordt na 3
minuten automatisch in werking gesteld.
• Het systeem start niet wanneer het display
"
" (GECENTRALISEERDE BESTUR-
ING) toont en enkele seconden knippert nadat
een bedieningstoets is ingedrukt.
Dit komt doordat het systeem centraal bestuurd
wordt. Knippert op het display om aan te geven
dat het systeem niet via het bedieningspaneel
kan worden bediend.
• Het systeem start niet onmiddellijk terug op
wanneer u de voeding inschakelt.
Wacht één minuut totdat de microcomputer klaar
voor gebruik is.
• De werking van de buitenunit stopt.
De kamertemperatuur heeft de vooraf ingestelde
temperatuur bereikt. De binnenunit staat in de
ventilatiestand.
10
II. DE WERKING VAN DE AIRCONDITIONER
STOPT AF EN TOE
• Op het display van het bedieningspaneel
wordt "U4" of "U5" afgebeeld en de werking
van de airconditioner stopt, maar zal over
enkele minuten weer worden hervat.
De werking van de airconditioner stopt omdat de
communicatie tussen de units is onderbroken
door elektrische ruis voortgebracht door andere
apparatuur dan de airconditioner. De werking van
de airconditioner zal worden hervat zodra de ele-
ktrische ruis is onderdrukt.
III.HET LUCHTVOLUME IS NIET IN OVEREEN-
STEMMING MET DE INSTELLING
• Het luchtvolume verandert niet wanneer op de
luchtstroom-insteltoets wordt gedrukt.
Nadat de kamertemperatuur de vooraf ingestelde
temperatuur heeft bereikt, stopt de werking van
de buitenunit en wordt de binnenunit in de blaas-
stand gezet.
IV.UIT HET TOESTEL KOMT WITTE ROOK
• Wanneer de vochtigheid hoog is tijdens koeling
(Op vette of stoffige plaatsen)
Indien de binnenkant van een binnenunit bij-
zonder vervuild is, wordt de temperatuurverspre-
iding in een kamer ongelijk. Het is nodig de
binnenkant van de binnenunit te reinigen.
Vraag uw Daikin dealer om gegevens over het
reinigen van de unit. Dit moet door een ervaren
servicepersoon worden gedaan.
• Wanneer het systeem na ONTDOOIWERKING
in VERWARMWERKING wordt geschakeld.
Het vocht dat bij ONTDOOIEN werd gecreëerd,
wordt in stoom omgezet en komt vrij.
V. GELUID VAN AIRCONDITIONERS
• Nadat het apparaat is gestart, hoort u een
gonzend geluid.
Dit geluid wordt veroorzaakt door de temperatuur-
regelaar.
Na ongeveer één minuut verdwijnt het geluid.
• Er is een voortdurend laag gesis te horen wan-
neer de systemen in de KOELEN of ONTDOO-
IEN stand zijn.
Dit is het geluid van koelgas dat door de binnen-
en buitenunits stroomt.
• Er is een sisgeluid te horen bij het starten of
onmiddellijk nadat de werking is gestopt, of
dat te horen is aan het begin of onmiddellijk
na het stoppen van het ONTDOOIEN.
Dit is het geluid van koelmiddel, veroorzaakt door
het stoppen en veranderen van de stroom.
Nederlands