INSTALLATIE
INSTALLATIE
10.2.2 Buitenplaatsing
Als ondergrond wordt een fundament (zie afb. D) aanbevolen.
Alle netspanningskabels dienen vorstvrij in een installatiebuis
(beschermbuis) te worden aangelegd.
Het aansluitgedeelte op de achterwand dient te worden be-
schermd tegen weersinvloeden en zonnestraling.
10.2.3 Binnenplaatsing
De ruimte waarin de WPF dient te worden geïnstalleerd, moet aan
de volgende voorwaarden voldoen:
- Stabiele vloer. Gewicht van de WPF; zie "Technische
gegevens".
- Bij een zwevende vloer dienen voor een geluidsarm ge-
bruik van de warmtepomp de vloer en de geluidsisolatie
rondom de plaatsingslocatie van de warmtepomp te worden
uitgespaard.
4
1
3
2
1 Betonnen vloer
2 Geluidsisolatie
3 Zwevende vloer
4 Uitsparing
5
WWW.STIEBEL-ELTRON.cOM
- De ruimte mag niet door stof, gassen of dampen explosiege-
vaarlijk zijn. De in de tabel vermelde minimumwaarden voor
het plaatsingsoppervlak en voor het volume in de plaatsings-
ruimte mogen niet worden onderschreden.
Type
Volume
WPF 20
14 m³
WPF 27 | WPF 27 HT
16 m³
WPF 35
23 m³
WPF 40
23 m³
WPF 52
28 m³
WPF 66
33 m³
- Bij plaatsing van de WPF in een verwarmingsruimte in
combinatie met andere verwarmingsapparaten dient ervoor
te worden gezorgd dat het gebruik van de andere verwar-
mingstoestellen niet nadelig wordt beïnvloed.
10.2.4 geluidsemissie
De warmtepomp mag niet onder of naast slaapvertrekken worden
geplaatst. Buisdoorvoeropeningen in wanden en plafonds dienen
te worden voorzien van trillingsdemping.
10.3 installatie van de warmtebroninstallatie
De warmtebroninstallatie voor de brine/water-warmtepomp dient
conform de voorschriften van Stiebel Eltron te worden uitgevoerd.
Toegelaten warmtedragers:
- Warmtedragervloeistof als concentraat op basis van ethy-
leenglycol, ordernr.: 231109
- Warmtedragervloeistof als concentraat op basis van ethy-
leenglycol, ordernr.: 161696
10.3.1 circulatiepomp en vereiste volumestroom
Voor het brinetransport dient een circulatiepomp met gegoten
wikkelingen te worden gebruikt om massakortsluiting door con-
denswater in het elektrische pompgedeelte te voorkomen (koud-
wateruitvoering).
De circulatiepomp dient overeenkomstig de installatiespecifieke
omstandigheden te worden opgevat, d.w.z. nominale volume-
stroom en drukverliezen dienen in aanmerking te worden geno-
men (zie „Technische gegevens").
Bij iedere mogelijke brinetemperatuur moet een voldoende grote
volumestroom gegarandeerd zijn, dat wil zeggen:
nominale volumestroom berekenen bij brinetemperatuur 0 °C met
een tolerantie van + 10 %.
10.3.2 Aansluiting en brinevulling
Voor het aansluiten van de warmtepomp dient het warmtebroncir-
cuit op dichtheid te worden gecontroleerd en grondig te worden
doorgespoeld.
Het volume van het warmtebroncircuit dient te worden bepaald.
Het brinevolume in de warmtepomp is te vinden in de tabel „Tech-
nische gegevens".
1 eenheid onverdund ethyleenglycol met 2 eenheden water (max.
chloridegehalte van het water 300 ppm) mengen en pas dan de
installatie hiermee vullen.
Grondvlak
5 m²
7 m²
9 m²
9 m²
11 m²
13 m²
WPf 20/27/35/40/52/66 |
7