E - OPSTARTEN VAN DE HEFTRUCK
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Men mag de heftruck alleen opstarten of ermee manoeuvreren als de bediener zit in de bestuurderscabine en als hij de veiligheidsriem heeft omgedaan en bijgesteld.
- Niet de heftruck trekken of duwen om hem op te starten. Deze handelingen zouden de overbrenging ernstig kunnen
beschadigen. In het voorkomende geval moet men, als de heftruck op sleeptouw genomen moet worden, de versnelling
in de vrije stand zetten (zie: 3 - ONDERHOUD: G - SPECIAAL ONDERHOUD).
- Indien men een extra accu gebruikt bij het opstarten, moet men een accu nemen die dezelfde karakteristieken heeft en de
polariteit van de accu's in acht nemen bij het aansluiten. Eerst de positieve klemmen aansluiten en dan de negatieve klemmen.
Als men de polariteit van de accu's niet in acht neemt kan dit ernstige beschadigingen berokkenen aan het elektrische circuit.
Het elektrolyt in de accu's kan een ontplofbaar gas produceren. Geen vlammen en vonken maken in de nabijheid van de accu's.
INSTRUCTIES
- Controleren of de kap(pen) dicht en vergrendeld is (zijn).
- Controleer of het cabineportier goed is gesloten.
- Controleer of de rijrichtingschakelaar in de vrije stand staat.
- De contactsleutel draaien tot aan stand I om het elektrische contact en de voorverwarming aan te zetten.
- Ledere keer dat het elektrische contact op de heftruck wordt aangezet, moet de automatische controletest van
de waarschuwingsinrichting van de overlangse stabiliteit uitgevoerd worden (zie: 2 - BESCHRIJVING: CONTROLE-
EN BEDIENINGSORGANEN). Gebruik de machine niet in geval deze niet conform is.
- Controleer het brandstofpeil op de verklikker.
- De contactsleutel doordraaien tot het einde waarna de verbrandingsmotor moet starten. De contactsleutel loslaten
en de verbrandingsmotor stationair laten draaien.
- De aanzetter niet langer dan 15 seconden activeren en de voorverwarming laten draaien tussen de verschillende startpogingen.
- Controleren of alle controlelampjes op het controle-instrumenten paneel uit zijn.
- Alle controle-instrumenten in de gaten houden als de verbrandingsmotor warm is en met regelmatige tussenpozen
tijdens het werken zodat men snel eventuele storingen kan opsporen en verhelpen.
- Als een instrument niet de juiste indicatie geeft, moet men de verbrandingsmotor uitzetten en onmiddellijke de nodige
maatregelen treffen.
F - RIJDEN MET DE HEFTRUCK
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Wij vestigen de aandacht van de bestuurders op de risico's verbonden aan het gebruik van de heftruck en met name:
- De mogelijkheid dat de overlangse en frontale stabiliteit van de heftruck in gevaar kan komen.
- De regels op het vlak van verkeer van de onderneming of bij gebreke hieraan de verkeersregels in acht nemen.
- Geen handelingen uitvoeren die de capaciteiten van de heftruck of het toebehoren te boven gaan.
- Altijd rijden met de heftruck met de vork of het toebehoren in de vervoersstand, dat wil zeggen op 300 mm van de grond,
met ingetrokken arm en met de schortplaat schuin naar achteren gezet.
- Alleen ladingen vervoeren die goed in evenwicht zijn en die naar behoren zijn vastgezet om iedere risico van loslaten
en vallen van de lading te voorkomen.
- Controleren of de pallets, kisten enz., zich in goede staat bevinden en of ze geschikt zijn om de betreffende lading op te
heffen.
- Zich vooraf vertrouwd maken met de zone waarin men moet gaan werken met de heftruck.
- Controleren of de bedrijfsremmen naar behoren werken.
- De verplaatsingssnelheid van de heftruck met lading mag niet hoger dan 12 km/uur zijn.
- Rustig rijden in de versnelling die overeenkomt met de plaatselijke gebruiksomstandigheden (aard van de grond,
belasting van de heftruck).
- De hydraulische bediening van de arm niet gebruiken als de heftruck in beweging is.
- Nooit tijdens het rijden van besturingsmodus veranderen.
- De heftruck alleen manoeuvreren met uitgetrokken arm in uitzonderlijke gevallen en dan met de uiterste voorzichtigheid,
heel langzaam rijden en zachtjes remmen. Ervoor zorgen dat men een goed zicht heeft.
- Snelheid verminderen bij de bochten.
- Altijd en immer de snelheid onder controle houden.
- Langzaam rijden op vochtige, glibberige of onregelmatige grond.
- Geleidelijk remmen zonder schokken.
BELANGRIJK
BELANGRIJK
Nooit een accu die wordt opgeladen uitschakelen.
BELANGRIJK
- Het gevaar dat men de macht over het stuur kan verliezen.
De bediener moet te allen tijde de heftruck onder controle hebben en houden.
In het geval de heftruck kantelt, moet men niet proberen uit de cabine te klimmen.
IN DE CABINE VAST BLIJVEN ZITTEN (IN DE GORDEL) VORMT DE BESTE BESCHERMING.
1 - 11