Inbedrijfstelling
I
7
Tijdens de inbedrijfstelling
0 0
7.2
Tijdens de inbedrijfstelling
7.3
Parameterinstelling: frequentieregelaar voor motoren van categorie 3
7.3.1
Inbedrijfstellingsprocedure voor MOVITRAC
Stroomgrens
44
Controleer tijdens de inbedrijfstelling of
•
de motor correct draait (geen overbelasting, geen toerentalschommelingen, sterke
geluidsontwikkeling enz.)
•
het juiste remkoppel overeenkomstig de betreffende applicatie is ingesteld (zie
hoofdstuk "Technische gegevens")
Bij problemen kunt u het hoofdstuk "Bedrijfsstoringen" raadplegen voor meer informatie.
AANWIJZING
Voor de inbedrijfstelling van de frequentieregelaars moet de desbetreffende techni-
sche handleiding en bij motorreductoren bovendien de technische handleiding van de
reductor in acht worden genomen.
Let bij de inbedrijfstelling op de volgende punten:
•
Gebruik de software MOVITOOLS
inbedrijfstellingswizard.
•
De inbedrijfstelling en het bedrijf van motoren van categorie 3 is mogelijk in parame-
terset 1 en 2.
•
In de systeemconfiguratie is alleen de afzonderlijke aandrijving toegestaan.
•
Als regelmethode kan zowel "V/f" als "Vectorgeregeld" worden ingesteld.
•
Bij het selecteren van de toepassing zijn de toerentalbesturing en de hijswerktoepas-
sing mogelijk. De opties "DC-remmen" of "Vangfunctie" mogen niet worden gebruikt.
•
De bedrijfssoort moet altijd op "4-kwadrantbedrijf" worden ingesteld.
•
De overeenkomstige motorserie wordt in het venster "Motortype" geselecteerd.
•
In het venster "Motorselectie" moeten naast de keuze van de motor de apparaat-
categorie, de netspanning, de motorspanning en het type schakeling worden
geselecteerd.
De parameter Stroomgrens wordt door de inbedrijfstellingswizard in het applicatie-
venster op 150 % I
nom mot
gestane koppel aan de uitgaande as bij de reductor M
Technische handleiding – Explosiebeveiligde draaistroommotoren DR63/eDR63, DVE250/280
®
B
®
MotionStudio (versie 5.70 of hoger) voor de
gezet. Deze waarde moet overeenkomstig het maximaal toe-
worden gereduceerd.
amax