Veiligheidsaanwijzingen
2
Elektrische aansluiting
2.8
Elektrische aansluiting
10
Zorg zo nodig voor de vereiste pijpaansluitingen. Voorzie uitvoeringen met het aseinde
naar boven van een afdekking, zodat vreemde voorwerpen niet in de ventilator kunnen
vallen. De ventilatie mag niet worden belemmerd en de uitlaatlucht, ook die van aggre-
gaten in de buurt, mag niet meteen weer worden aangezogen.
Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Mechanische installatie"!
Alle werkzaamheden mogen alleen door gekwalificeerd vakpersoneel worden uitge-
voerd. De laagspanningsmachine dient hierbij stil te staan, vrijgeschakeld te zijn en
tegen onbedoelde herinschakeling beveiligd te worden. Dit geldt ook voor hulpstroom-
kringen (bijv. stilstandverwarming of onafhankelijk aangedreven ventilator).
Controleer of de spanning eraf is!
Het overschrijden van de tolerantiegrenzen in EN 60034-1 (VDE 0530, deel 1) – span-
ning +5 %, frequentie +2 %, curvevorm, symmetrie – zorgt voor meer warmte en is van
invloed op de elektromagnetische compatibiliteit. Houd u bovendien aan DIN IEC 60364
en EN 50110 (indien nodig, nationale bijzonderheden in acht nemen, bijv. DIN
VDE 0105 voor Duitsland).
Naast de algemeen geldende veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
moeten de bijzondere bepalingen voor het realiseren van elektrische installaties in
explosiegevaarlijke omgevingen in acht genomen worden (bedrijfsveiligheidsverorde-
ning in Duitsland; EN 60079-14; EN 61241-14 en voor de installatie specifieke
bepalingen).
Neem de schakelspecificaties en de afwijkende specificaties op het typeplaatje alsmede
het aansluitschema in de klemmenkast in acht.
Bij de aansluiting moet voor een duurzaam veilige, elektrische verbinding worden
gezorgd (geen uitstekende draadeinden); gebruik de juiste kabeleinddoppen. Zorg voor
veilige aardverbindingen. In aangesloten toestand mogen de afstanden tussen onder
spanning staande onderdelen alsook tusen onder spanning staande onderdelen en
geleidende onderdelen niet onder de minimumwaarden volgens DIN EN/IEC 60079-7
en -15 en volgens de nationale voorschriften komen. De minimumwaarden mogen vol-
gens de overeenkomstige normen, zie volgende tabel, niet worden onderschreden:
Nominale spanning U
nom
≤ 500 V
> 500 V tot ≤ 690 V
In de aansluitkast mogen geen vreemde voorwerpen, vuil of vocht aanwezig zijn. Sluit
kabelinvoeropeningen die niet worden gebruikt en de kast zelf stof- en waterdicht af.
Borg de spie voor het proefdraaien zonder aandrijfelementen. Bij laagspannings-
machines moet voor de inbedrijfstelling de juiste werking worden gecontroleerd.
Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Elektrische installatie"!
Technische handleiding – Explosiebeveiligde draaistroommotoren DR63/eDR63, DVE250/280
Afstand voor motoren van
categorie 3
(DIN EN / IEC 60079-15)
5 mm
5,5 mm
Afstand voor motoren van
categorie 2
(DIN EN / IEC 60079-7)
8 mm
10 mm