Elektrische verbindingen met alle detectoren moeten materieel intact zijn. Alle bedrading moet
in goede staat, dat wil zeggen zonder slijtage zijn, en eventuele geleiderfittingen moeten
bevestigd zijn om aan de plaatselijke veiligheidspraktijk te voldoen. De optische bundel op de
FPD moet stevig bevestigd zijn.
Alle gasverbindingen voor brand-/explosieveilige detectoren lopen door een in de fabriek
geïnstalleerd buissysteem met een gespecificeerde lengte en interne diameter. Door de lengte
en interne diameter van deze buisverbindingen, kunnen zij ook als vlamarrestors dienen. Dit
buissysteem mag nooit ingekort of omgeleid worden, omdat dit de veiligheid van de detector
aantast. De verschillende brand-/explosieveilige detectors hebben verschillende nummers
buisverbindingen. Iedere buis op iedere brand-/explosieveilige detector is echter specifiek
onderdeel van het beveiligingssysteem.
Als er onderhoud wordt uitgevoerd aan een detector, moet er gegarandeerd worden dat alle
elektrische en gasverbindingen worden herplaatst zoals dit voor het onderhoud het geval was.
Dit moet gedaan worden onder supervisie van deskundigen op gebied van explosiebeveiliging.
De circuits voor de IS-TCD vergen bijzondere overwegingen om te garanderen dat het circuit
intrinsiek beveiligd blijft. Voor belangrijke informatie over het veilige gebruik van intrinsiek
beveiligde circuits leest u de passages van deze handleiding met de titel "Intrinsiek Beveiligde
Apparaten".
Veiligheidsnormen voor explosiebeveiliging
Toestelhandboek, 10/2018, A5E02220442001 Rev 11
Maxum II beveiligingssystemen - kleppen, detectors en externe systemen
5.2 Detectors
81