3.12 Ventilator controleren
Voor de controle van de voorgeschreven
draairichting van de ventilator (pijlrichting in
afb. 13) de kunststof klep van de kijkopening
(1) verwijderen.
Door ondeskundig transport kan een geringe
verplaatsing van de ventilator worden ver-
oorzaakt zodat het ventilatorwiel tegen het
inlaatmondstuk aanloopt. Eventueel kan de
ventilator na het loskoppelen van de bevesti-
gingsschroeven (2) bijgesteld worden.
Ventilator
3
1
2
2
1 Kijkopening
(door kunststof kap
afgesloten)
2 Bevestigingsschroeven
3 Afdekking drukdoos
Afb. 13
3.13 Aanzuig- en uitblaascombinatie c.q.
afdekking monteren,
3.13.1 Voor de montage van het opzet-
gedeelte moeten de twee afneembare be-
kledingsdelen van het basistoestel worden
verwijderd en de bovenste schroeven eruit
gedraaid zijn (zie paragraaf 3.5).
3.13.2 De aanzuig- en uitblaascombinatie (bij
buitenopstelling) c.q. de afdekking (bij binnen-
opstelling) op het basistoestel plaatsen.
Belangrijk! De rode punten van opzetdeel
en bekledingsdeel moeten bij de montage
overeenstemmen.
3.13.3 De beide bekledingsdelen weer in
omgekeerde volgorde aanbrengen.
De bekledingsdelen met de sleuven op de
onderste schroeven zetten, deze optillen
terwijl zij tegen het basistoestel aanliggen en
boven met elk 3 schroeven gemeenschap-
pelijk op het opzetdeel bevestigen. De kunst-
stof kappen weer aanbrengen. De onderste
schroeven vastdraaien (zie hiervoor ook
afb. 10).
3.14 Luftgeleidingsslangen monteren
(alleen bij binnenopstelling)
3.14.1 De geleiding van de aanzuiglucht van
buiten naar de warmtepomp alsmede de
uitblaaslucht van de warmtepomp in de open
lucht vindt via speciale slangen plaats. Deze
zijn zeer flexibel, warmte-geïsoleerd en zelf-
blussend overeenkomstig ASTMD 1692-67 T.
Montage van de aanzuig- en uitblaascombinatie (buitenopstelling)
Luchtuitlaat
3
∗ ∗ ∗ ∗ ∗
De rode punten moeten bij de montage
over elkaar liggen!
Afb. 14
Een warmtegeïsoleerde luchtslang is in een
lengte van 3 m leverbaar.
Best.-nr. zie paragraaf 1.6.
3.14.2 Aanwijzingen m.b.t. de installatie van
de slangen
Voor het op maat snijden op de nood-
zakelijke lengte een scherp mes gebruiken,
voor het doorknippen van de draadspiraal
een zijsnijder.
Een verlenging van de luchtslang is door het
in elkaar draaien (ca. 30 cm) van de spiralen
mogelijk.
De gehele slanglengte op de aanzuig- en
uitblaaszijde mag 8 m niet overschrijden.
Daarbij mogen niet meer dan vier 90°-bogen
met een radius van ten minste 460 mm, ge-
relateerd aan het midden van de slang, wor-
den ingebouwd.
Op grond van de flexibiliteit heeft de lucht-
slang de neiging door te hangen en moet
daarom in afstanden van ca. 1 m worden
bevestigd.
Luchtinlaat
2
1
1 WPL 10 KW basistoestel
2 aanzuig- en uitblaascombinatie
3 Bekledingsdeel, afneembaar
(condensorzijde)
toegankelijk zijn:
4
- Warmwateraansluitingen
- Aansluitingen condenswater
- Elektronische aansluitingen
- Condensor
- Verdamper
- Expansieventiel
- Ontdooiklep
- Ventilator bouwset
4 Bekledingsdeel, afneembaar
5
(compressorzijde)
toegankelijk zijn:
- Compressor
- Pressostaat
- Ventilator
- Drukverschilschakelaar
- Schakelkast
- Droger
- Kijkglas
5 Vermogensplaatje
11