Afdrukbestanden
De HP Jetdirect FTP-server stuurt af te drukken bestanden door
naar de printer, maar interpreteert deze niet. Om bestanden correct
af te drukken moeten deze in een taal zijn die door de printer
herkend kan worden (zoals PostScript, PCL of niet-opgemaakte
tekst). Voor opgemaakte afdruktaken moet u eerst afdrukken
naar een bestand vanuit uw toepassing met behulp van het
stuurprogramma voor de geselecteerde printer en het
afdrukbestand vervolgens via een FTP-sessie naar de printer
sturen. Voor opgemaakte afdrukbestanden hebt u binaire (beeld-)
bestandsoverdrachtstypen nodig.
Afdrukken via FTP
FTP-verbindingen
Zoals dat ook voor standaard FTP-bestandsoverdrachten het geval
is, worden er bij het afdrukken via FTP twee TCP-verbindingen
gebruikt: een controleverbinding en een gegevensverbinding.
Zodra er een FTP-sessie is geopend, blijft deze poort actief totdat de
client de verbinding verbreekt of totdat de ingestelde time-out is
bereikt (de standaardinstelling is 270 seconden). Deze time-out kan
met behulp van diverse TCP/IP-configuratieprogramma's worden
ingesteld, zoals BOOTP/TFTP, Telnet, het bedieningspaneel van de
printer (zie
Hoofdstuk
3), de geïntegreerde webserver (zie
Hoofdstuk
4) of beheersoftware.
Controleverbinding
Met behulp van het standaard FTP-protocol wordt er door de
client een verbinding tot stand gebracht met de FTP-server op
de HP Jetdirect-printserver. FTP-controleverbindingen worden
gebruikt om opdrachten uit te wisselen tussen de client en
de FTP-server. De HP Jetdirect-printserver kan tot vier
controleverbindingen (of FTP-sessies) tegelijk ondersteunen.
Als het aantal toegestane verbindingen wordt overschreden,
verschijnt er een bericht om aan te geven dat de betreffende
service niet beschikbaar is.
FTP-controleverbindingen gebruiken TCP-poort 21.
Afdrukken via FTP 164
NLWW